• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

La patro de Saidjah havis bubalon

28 november 2025 door Marc van Oostendorp 1 Reactie

De vertaling van Saïdjah en Adinda in het Esperanto (1927)

Lejzer Ludwik Zamenhof (1859-1917) publiceerde zijn eerste boekje over de door hem ontworpen taal Esperanto in de zomer van 1887, enkele maanden na de dood van Eduard Douwes Dekker. Er zijn verschillende redenen waarom dit jammer is. We weten nu bijvoorbeeld niet wat Douwes Dekker van dit plan zou hebben gevonden, behalve dat hij ongetwijfeld alles anders zou hebben gedaan.

Er waren in ieder geval wel overeenkomsten tussen de twee mannen. Ze waren beiden idealisten die met taal de wereld beter wilden maken, en ze waren beiden behoorlijk ambitieus en eigenwijs en overtuigd van hun eigen mogelijkheden om hun idealen te verwezenlijken. Allebei de mannen hadden een internationale oriëntatie, en allebei hadden ze als doel om allerlei bevolkingsgroepen, waaronder vooral ook vrouwen, te emanciperen – Zamenhof wilde bijvoorbeeld met zijn taal ook de achtergestelde Joodse bevolking van Oost-Europa een stem geven, en vertaalde bovendien de feministische roman Marta van de schrijfster Eliza Orzeszkowa om de kwaliteiten van zijn taal te demonstreren. Ook in hun Nederlandse aanhang moet overlap zijn geweest: veel Nederlandse esperantisten zullen Max Havelaar gelezen hebben.

Dat resulteerde echter niet in een gepubliceerde vertaling van dat boek. Onder andere op Literatuurgeschiedenis.org wordt wel gewag gemaakt van zo’n vertaling, maar dat berust op een misverstand. De bekende Nederlandse Esperanto-dichter en vertaler Gerrit Berveling (1944) schijnt er ooit aan een te hebben gewerkt, maar die vertaling is verloren gegaan door computerproblemen. 

De Nederlandse literatuur is wel degelijk vertaald. De genoemde Berveling vertaalde werk van onder meer Couperus (Van oude menschen…, Noodlot), Mulisch (Twee vrouwen), Hans Warren (Steen der hulp), en ook Beatrijs. Andere vertalers werkten sinds 1927 aan onder andere Vanden vos Reynaerde, De kleine Johannes, De leeuw van Vlaanderen, Gijsbrecht van Aemstel. Je kunt dus een aardige selectie uit de Nederlandse canon lezen – maar Multatuli ontbreekt.

Wel zijn er fragmenten vertaald: het verhaal van de Japanse Steenhouwer en dat van Saïdjah en Adinda. Ik richt me nu op de eerste Multatuli-vertaling in het Esperanto, door Liem Tjong Hie in 1927 gepubliceerd in Semarang (op Java, Indonesië). .

Een korte geschiedenis van het Esperanto. 

Maar eerst iets over het Esperanto. Voordat Zamenhof zijn eerste boekje over de taal publiceerde (in het Russisch: Международный язык ‘Internationale taal’) had hij er jarenlang aan gewerkt. Hij zou er later zelf over verklaren dat de taal was ontstaan doordat hij in het negentiende-eeuwse Bialystok als kind al was geconfronteerd met de ongelijkheid tussen verschillende etnische groepen in de stad – Joden, Polen, Duitsers, Russen. Hij had ook gezien dat het taalverschil dat een rol speelde in de bestendiging van die ongelijkheid. Voor de duidelijkheid: Zamenhof behoorde zelf tot de Joodse minderheid. Zijn ouders waren vooruitstrevende Joden die enerzijds zich zo goed mogelijk assimileerden, zich verdiepten in de moderne Poolse, Jiddische, Hebreeuwse en Russische literatuur en die tegelijkertijd wilden vasthouden aan de eigen Joodse tradities.

Tijdens zijn middelbare schooltijd bleef Zamenhof aan zijn taal werken. In 1878 was een eerste versie klaar: schoolvrienden kwamen samen om een lied te zingen in wat hij toen Lingwe uniwersale noemde, ‘universele taal’. Die taal staat in de Esperanto-literatuur inmiddels bekend als Proto-Esperanto. Tijdens zijn studietijd – hij studeerde oogheelkunde, onder andere in Moskou – bleef Zamenhof aan zijn taal werken en hem voor zichzelf uitproberen. Na zijn huwelijk in 1887 gebruikte hij de bruidsschat om zijn eerste boekje te publiceren.
Zijn ideaal, zo legde hij in dat eerste boekje uit, was een taal te maken die iedereen kon gebruiken, die niemands etnisch bezit was, die eenvoudig was, en mooi, en die zich daarom leende voor rechtvaardige internationale communicatie.

De taal verbreidde zich daarna vrij snel: binnen een paar jaar was het voor Zamenhof, die zijn leven lang tot de kern van de beweging bleef horen, mogelijk om een gidsje samen te stellen met esperantisten in heel Europa, waren er overal clubs en werden er tijdschriften en boeken uitgegeven. Het idee van een kunstmatige internationale taal hing dan ook al in de lucht. Het paste bij de negentiende eeuw, met het optimisme dat alle problemen op te lossen waren door menselijke uitvindingen, en met de bereidheid om een leven te wijden aan een ideaal waarvan de bereikbaarheid nu niet meteen om de hoek lag. 

Bovendien kon de opkomende Esperanto-beweging gebruik maken van de infrastructuur van de ineenstortende Volapük-beweging. Volapük was een eerdere poging om een internationale taal te beginnen (vol komt van het Engelse world en pük van speak), maar die beweging ging door allerlei interne strijd ten onder, precies op het moment dat Zamenhof met zijn boekje kwam. Allerlei clubs en tijdschriften gingen daarom over naar de nieuwe taal. 

Zamenhof onderscheidde zich van andere makers door zichzelf meer op de achtergrond te stellen: hij was niet de paus van de taal (zoals de maker Johann Martin Schleyer dat was geweest van het Volapük, precies daarom ging de taal ten onder), hij was slechts de initiatiefnemer. Dat gaf vermoedelijk een gezondere basis voor een taalbeweging.

Een andere manier waarop Zamenhof zich onderscheidde van andere taalmakers was dat hij meende dat een taal niet kon bestaan zonder literatuur. Al in het eerste boekje nam hij wat gedichten van zichzelf op, maar ook bijvoorbeeld een vertaling van Heine, om te laten zien wat er allemaal mogelijk was. In de dertig jaar die hij nog leefde na de verschijning van zijn boekje, werkte hij nog aan allerlei vertalingen, onder andere van Goethe (Ifigenio en Taǔrido), Shakespeare (Hamleto), Gogol (La revisoro), Scholem Aleichem (La rabeno de Baĥaraĥ) en zoals hierboven al genoemd de Poolse schrijfster Eliza Orzeszkowa. Bovendien vertaalde hij het hele Oude Testament. Samen gaven ze een doorsnee van wat een taal zou moeten kunnen uitdrukken – van heel klassiek tot modern – en daarmee dus een bewijs dat het Esperanto dat inderdaad kon.

Nederland, Indonesië en het Esperanto

Hoewel het in de zomer van 1887 door Zamenhof in eigen beheer uitgegeven boekje al in september van dat jaar wordt genoemd in het Rotterdamsch nieuwsblad, begint de beweging in Nederland zich te organiseren aan het begin van de twintigste eeuw. Vrij kenmerkend voor de periode is dat dit gebeurt op een verzuilde manier: er was een neutrale vereniging (La estonto estas nia ‘De toekomst is aan ons’, vanaf 1905), een socialistische (Federacio de laboristaj esperantistoj ‘Federatie van arbeiders-esperantisten, vanaf 1907) en een katholieke (Nederlanda katoliko ‘Nederlandse katholiek’, vanaf 1909). 

De Nederlandse beweging speelde zeker tot aan de Tweede Wereldoorlog een vrij belangrijke rol in de internationale, ook omdat Nederland een neutraal land was. De socialistische beweging timmerde het meest aan de weg (Willem Drees is waarschijnlijk de bekendste Nederlandse esperantist ooit geweest) en veel Nederlanders die iets over de beweging weten, associëren deze nog steeds met andere politiek linkse bewegingen zoals die voor het pacifisme. Doordat in de jaren vijftig het hoofdkantoor van de grootste (neutrale) internationale vereniging (Universala Esperanto-Asocio) zich in Rotterdam vestigde, bezochten omgekeerd veel esperantisten Nederland. 

In de jaren negentig waren de verschillende verenigingen zo klein geworden en de ideologische scheidslijnen zo broos, dat de meeste van de toenmalige verenigingen (er was bijvoorbeeld ook nog een protestants genootschap en een organisatie voor docenten) samengingen in een overkoepelende vereniging Esperanto Nederland, met tegenwoordig ruim 300 leden.

In het literaire Esperanto-leven is Nederland altijd minder zichtbaar geweest dan in de organisatorische. Waar er bijvoorbeeld in de literatuur sprake is van onder meer een ‘Schotse’, een ‘Boedapester’ en een ‘Iberische’ school, zijn er maar een paar prominente en geïsoleerde Nederlandse literatoren geweest die ook internationaal gelezen werden. Ik noemde hierboven Gerrit Berveling al. De bekendste schrijver was waarschijnlijk Hendrik Jan Bulthuis (1865-1945), een ambtenaar bij wie volgens zijn zoon in de avonduren ‘naar knoflook ruikende Esperanto-dichters uit de Balkan’ op bezoek kwamen en die zelf enkele forse romans schreef. Die zoon werd overigens zelf een Nederlandse schrijver van enige bekendheid, Rico Bulthuis (1911-2009); en die weer de vader van de actrice Sacha Bulthuis (1948-2009). (En zij speelde een rol in de verfilming van Max Havelaar.)

In het toenmalige Nederlandsch Indië is het Esperanto in eerste instantie vooral iets voor de witte kolonialisten, die in 1922-23 een ‘propagandablad’ uitgeven. Toch verschijnt in 1924 er ook een blad dat vooral in het Maleis gesteld is, India esperantisto. Er ontstaan vervolgens allerlei verenigingen en vereniginkjes. Dit blijft ook na de onafhankelijkheid lange tijd zo. In zekere zin komt er pas echt een georganiseerde beweging op gang in de eenentwintigste eeuw. In 2011 wordt de Indonesische Esperanto-vereniging (Indonezia Esperanto-Asocio) opgericht, die zich in 2015 aansluit bij de wereldvereniging, en die in 2025 een van de grootste evenementen organiseert die er zijn in de Esperanto-beweging, het Internacia Junulara Kongreso (Internationaal jongerencongres).

Liem Tjong Hie en zijn vertaling

De eerste vertaler van Saïdjah en Adinda, Liem Tjong Hie, speelde vooral in de jaren dertig van de twintigste eeuw een belangrijke rol in de Indonesische Esperanto-beweging. Liem was op 15 januari 1906 gebaren in Semarang op Java. Hij ging er naar Nederlandse scholen, en werd op 13-jarige leeftijd esperantist. We weten niet hoe hij met de taal in aanraking was gekomen, maar hij moet onmiddellijk enthousiast zijn geraakt: op zijn 18e gaf hij zijn eerste boek in die taal uit, een vertaling van een uitgave over Java en over Javaanse legenden en fabels. Hij werd vervolgens op allerlei manieren actief: zo richtte hij een tijdschrift op (Hinda esperantisto), en een ‘Centraal Esperanto-Bureau en -Instituut’. Verder gaf hij informatiefolders en leerboeken uit in het Nederlands en in het Maleis (of Indonesisch). Hij publiceerde ook in het Indonesisch, onder andere over de staatsideologie Pancasila, en in het Chinees – een kinderboek, dat in 1966 in China werd uitgegeven. Beroepshalve was hij docent aan een hogeschool in Semarang, zijn geboortestad waar hij in 1991 ook overleed.
Zijn vertaling van Saidjah en Adinda uit 1927, die te lezen is op de website Geheugen van Nederland,  is niet alleen interessant vanwege de tekst of vanwege de interessante vertaler, maar ook omdat die vertaling zijn maker voor allerlei technische problemen moet hebben gesteld.

Zamenhof had weliswaar een waarlijk universele taal willen maken, maar in de keuze van zijn woorden was hij duidelijk nogal eurocentrisch. Het overgrote deel van de stammen komt uit het Latijn en de Romaanse talen, en van de rest komen weer veel woorden uit Germaanse of Slavische talen. Dit betekent dat allerlei woorden voor de Indonesische natuur en cultuur niet aanwezig zijn in de taal, zoals dat ook geldt voor allerlei andere plaatsen. 

Tegelijkertijd kun je in het Esperanto niet zomaar een woord lenen. Net als bijvoorbeeld in de Semitische talen zoals Hebreeuws – dat in dit opzicht Zamenhof misschien geïnspireerd heeft – moet ieder woord in een heel nauwkeurig bepaalde mal passen: uit de spelling moet af te leiden zijn hoe een woord moet worden uitgesproken, en ieder zelfstandig naamwoord moet op een –o eindigen, ieder bijvoeglijk naamwoord op een –a en ook werkwoorden hebben vaste uitgangen. Je moet leenwoorden dus meteen aanpassen aan de structuur van de taal.

Het begin van Saïdjah en Adinda ziet er bij Liem Tjong Hie zo uit:

La patro de Saidjah havis bubalon, kun kiu li prilaboris sian kampon. Kiam tiu chi bubalo estis forprenita for de li de la distriktestro de Parang-Kudjang, li estis tre chagrenita kaj ne parolis iun vorton, multajn tagojn longe, char la tempo de plugado estis proksima kaj oni timis, se oni ne ghustatempe prilaboris la savahhon 1), ke ankau la tempo de semado preterpasus, kaj fine ke estus nenia padio 2) por tranchi kaj por ghin entenigi en la lumbungo 3) de la domo.

Saïdjah’s vader had een buffel, waarmede hy zyn veld bewerkte. Toen die buffel hem was afgenomen door het distriktshoofd van Parang-Koedjang, was hy zeer bedroefd, en sprak geen woord, vele dagen lang. Want de tyd van ploegen was naby, en het was te vrezen, als men de sawah niet tydig bewerkte, dat ook de tyd van zaaien zou voorbygaan, en eindelyk dat er geen padi zou te snyden zyn, om die te bergen in den loemboeng van het huis.

Het Esperanto van deze tekst is van hoog niveau. De zinsbouw volgt soms wat letterlijk het Nederlands (bijvoorbeeld het achterop geplaatste ‘vele dagen lang’ in de tweede zin), maar dat is eerder stilistisch afwijkend dan grammaticaal onjuist. Een van de eigenaardigheden van Zamenhofs uitvinding is dat hij gebruik maakte van letters met diacritische tekens die verder nergens voorkomen: ĉ bijvoorbeeld, en ĥ. Die letters waren in Semarang niet voorhanden en dus gebruikte de vertaler het door Zamenhof geaccordeerde alternatief van een h achter de letter in plaats van een dakje erop: char in plaats van ĉar, maar ook savahho in plaats van savaĥo (de ĥ wordt uitgesproken als de Nederlandse g of ch).

De drie woorden die Multatuli onvertaald had gelaten, krijgen in de vertaling een Esperanto-gedaante: savaĥo, padio, lumbungo. Na ieer van die woorden staat in dit geval een voetnoot:

  1. Savahh’: rizkampo [rijstveld]
  2. Padi’: rizo ankoraǔ en spiko [rijst nog als aar]
  3. Lumbung’: Padiejo [padi-schuur]


Het laatste lemma maakt gebruik van de mogelijkheden die het Esperanto biedt om met voor- en achtervoegsels onmiddellijk nieuwe woorden te maken: ej geeft een plaats aan. Een lernejo is een school (plaats om te leren), een bakejo een bakkerij, een florejo een bloembed, dus is onmiddellijk duidelijk wat een padiejo is als je weet wat een padio is, en dat is zojuist uitgelegd. 

Je kunt deze vertaling ook zien als een poging om woorden voor Javaanse of Indonesische verschijnselen aan de woordenschat van het Esperanto toe te voegen, zodat men ook makkelijker over deze verschijnselen schrijven of praten kan in deze taal. Als dat inderdaad Liems bedoeling was, is het niet gelukt: de woorden staan (ook niet in een iets andere gedaante) in de twee meest gezaghebbende woordenboeken van de taal (vortaro.net en reta-vortaro.de) en ook niet in de Esperanto-versie van de Wikipedia, die nochtans ruim 350,000 artikelen kent. Dit geldt ook voor veel andere termen die verderop in de vertaling worden gebruikt, zij het niet voor allemaal: kriso (voor kris) staat bijvoorbeeld wel in alle drie de werken, al is daarmee niet gezegd dat ze daar dankzij Liems vertaling gekomen zijn. 

Besluit

De laatste jaren is in de Esperanto-beweging het besef sterker geworden dat een taal die universele aanspraken heeft die aanspraken niet alleen in de grammatica – die beargumenteerbaar voor sprekers van een grote rijkdom aan talen betrekkelijk eenvoudig is – maar ook in de woordenschat postkoloniaal moet zijn. Zover zijn we duidelijk nog niet. 

Of een vertaling van Max Havelaar het allereerste instrument moet zijn om dat te bereiken, is natuurlijk de vraag. Van Pramoedya Ananta Toer is voor zover ik kan nagaan ook nog nooit iets vertaald. 

Het is lastig te voorspellen of er ooit een volledige vertaling komt. De Esperanto-beweging is niet groot, maar ze is ook nooit groot geweest, en heeft het ondertussen wel bijna 140 jaar volgehouden. Misschien wil iemand zich eraan wagen voor de 150e verjaardag, die tegelijkertijd de 150e herdenking zal zijn van het sterven van de schrijver.

Dit stuk verscheen eerder in het nieuwste nummer van Over Multatuli. Voor meer gegevens of bestellen:info@multatuli-museum.nl 

Delen:

  • Klik om af te drukken (Opent in een nieuw venster) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Opent in een nieuw venster) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Opent in een nieuw venster) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Opent in een nieuw venster) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Opent in een nieuw venster) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Opent in een nieuw venster) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: Esperanto, letterkunde, Multatuli, vertalingen

Lees Interacties

Reacties

  1. Hans Beukers zegt

    28 november 2025 om 09:25

    Ik krijg altijd jeuk als ik onze Europese politici een niet-Europese taal hoor koeterwalen. Esperanto past perfect binnen de doelen van de EU. Hoewel Esperanto enkele, in mijn ogen corrigeerbare, tekortkomingen heeft, lijkt het mij een perfect alternatief voor het stonecoalenglish, wat ik om mij heen hoor. Het invoeren van Esperanto kost, naar mijn inschatting ongeveer 25 jaar en het hoeft helemaal niet zo veel te kosten. Vergelijk het met het invoeren van het Maleis in Indië. Slechts een elite communiceerde in het Maleis rond 1850 en een eeuw later werd het Maleis als Bahasa Indonesia uitgerold als standaardtaal over de hele archipel. Regeren is vooruit zien.

    Beantwoorden

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Edwin Fagel • Ik antwoord de conducteur goedenavond

Ik antwoord de conducteur goedenavond
zoals ik amen antwoord op de hostie
ik volg de structuren van de samenleving
ik houd me aan de regels.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

WINTERMORGEN

Vastgeworteld in de richting van het waaien,
in die dromen scheefgegroeid bukken de bomen.
Elke ochtend in de wind die een maaier nabootst
en het bewegen van wie zand graaft, raap ik tussen
stammen, zoek ik talmend, breek ik berketakken. [lees meer]

Bron: Spinroc en andere verzen, 1958

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

6 februari 2026: Towards New Horizons of Scholarly Publishing

6 februari 2026: Towards New Horizons of Scholarly Publishing

17 december 2025

➔ Lees meer
28 december 2025: Zesde editie van Winterzinnen

28 december 2025: Zesde editie van Winterzinnen

16 december 2025

➔ Lees meer
14 januari – 6 maart 2026: Workshop Slimmer zoeken in Delpher

14 januari – 6 maart 2026: Workshop Slimmer zoeken in Delpher

10 december 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1933 Wim Hendriks
1948 Hans den Besten
sterfdag
1831 Willem Bilderdijk
➔ Neerlandicikalender

Media

Het verdwenen botje van Sint-Werenfridus

Het verdwenen botje van Sint-Werenfridus

18 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Elise de Vos – Van alles de laatste

Elise de Vos – Van alles de laatste

17 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Waar komt al die literatuur vandaan?

Waar komt al die literatuur vandaan?

16 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d