En waarom dat vreemd is
Bijna alle Indo-Europese talen kennen de b. Zomaar drie voorbeelden: βαίνω (bainō, Grieks), bellum (Latijn), bal (Nederlands).
Toch kunnen we voor de gemeenschappelijke moedertaal van deze , het zogeheten Proto-Indo-Europees, géén b reconstrueren.

Grieks
Neem de bèta, de Griekse b in het hierboven genoemde βαίνω (bainō), dat ‘gaan’ betekent. Deze b is terug te voeren op de Proto-Indo-Europese *gʷ – een complexe klank die in de verschillende dochtertalen vrijwel altijd versimpeld wordt.
Het Grieks maakt er hier dus een b van, maar het Latijn verandert deze *gʷ in een v (uitgesproken als w). Het Griekse βαίνω (bainō) is dan ook verwant aan het Latijnse venire (‘komen’), de voorloper van onder andere het Franse venir.
Het Proto-Germaans trok de *gʷ aanvankelijk uiteen in twee klanken: kw. Tegenwoordig is dat nog te zien in de Nederlandse verleden tijd van het werkwoord komen, verwant aan βαίνω (bainō) en venire. Dat is immers kwamen.
Latijn
Terug naar de b. Ook het Latijn kent deze klank – aan het begin van dit stukje noemde ik bellum, dat ‘oorlog’ betekent (denk aan het Nederlandse ‘interbellum’).
Maar ook deze b is het resultaat van klankverandering. Als de vroege komediedichter Plautus (254-184 v. Chr.) het over ‘oorlog’ heeft, dan schrijft hij niet bellum, maar duellum – een vorm waaraan wij uiteraard ons woord ‘duel’ ontlenen. Met andere woorden: de klankcombinatie du evolueerde ergens in de Latijnse taalgeschiedenis tot een b.
Nederlands
Ook de Nederlandse b is van oorsprong geen b, maar gaat terug op een Proto-Indo-Europese *bʰ – een klein maar wezenlijk verschil. Het Nederlandse woord bal, als in een speelbal, is dan ook verwant aan het Griekse φαλλός (phallos, ‘penis’), waarin de ʰ nog goed te zien is. Qua semantiek: bal en φαλλός (phallos) zijn waarschijnlijk gevormd naar het werkwoord *bʰel-, dat iets als ‘zwellen’ betekende.
Hopelijk is mijn punt duidelijk: het is erg moeilijk om aan de hand van de verschillende dochtertalen een Proto-Indo-Europese *b te reconstrueren. Dat is vreemd, want daardoor ontstaat er een hiaat in een anderszins perfect symmetrisch systeem.

Nu hoeft niet elk klanksysteem perfect symmetrisch te zijn, maar het ontbreken van de b is typologisch hoogst ongebruikelijk. Dat wil zeggen: talen die over een dergelijk klanksysteem beschikken, beschikken doorgaans ook over een b.
Deze en andere merkwaardigheden hebben sommige taalkundigen tot alternatieve reconstructies bewogen. Over de implicaties van zo’n alternatieve reconstructie schrijf ik graag een (de?) volgende keer!
Dit stuk verscheen eerder op Gevleugelde woorden
Laat een reactie achter