Tussen 1880 en 1932 waren ze vaak te zien, zogenoemde ‘Jodenkwartetten’. Hier een geschiedenis van dit curieuze woord, gevolgd door een oproep. ‘De opvoering van het Jodenkwartet viel zoo in de smaak van het publiek, dat tot driemalen toe de Joodjes werden teruggeroepen.’
Eind 1880 trok een groep artiesten onder leiding van Gerard Stroober (1850-circa 1919) door Nederland. Zij deden onder meer Amsterdam, Arnhem, Dordrecht en Utrecht aan. Het publiek kon genieten van vele artiesten: een slangenmens, enkele ‘Instrumentalist Negro Comedians’ en Amerikaanse ‘kunstschaatsenrijders’. Het slotnummer werd verzorgd door het ‘Poolsche Jodenkwartet’, bestaande uit Zemmel, Leo, Herman en Paulo.
Wat dit viertal precies ten gehore bracht, is niet bekend, wel dat zij er veel succes mee hadden. Opmerkelijk is dat zij vooral in advertenties, dus in teksten die Stroober zelf aanleverde, het Jodenkwartet of Joden Kwartet worden genoemd. Recensenten gaven soms de voorkeur aan ‘Poolsch kwartet’. Wellicht waren het joodse muzikanten, maar mijn vermoeden is dat het ging om niet-joodse muzikanten die zich, om het publiek te vermaken, hadden uitgedost als Poolse joden. Zonder enige twijfel waren de ‘Negro Comedians’ zwart geschminkte witte muzikanten – dat was indertijd gangbaar.

Lachspieren
Succes schept concurrentie. Zeker in een tijd dat het auteursrecht nog niet was geregeld, was die vaak schaamteloos. Al in 1881 trad in ‘Lokaal Café Panorama’ te Amsterdam het ‘Poolsche Joden-kwartet’ van de Gebroeders Frederiks op. Wie dit waren en wat zij precies ten gehore brachten, is evenmin bekend, maar duidelijk is dat zij concurrenten waren van het muzikale kwartet van Gerard Stroober.
Rond deze tijd ontstond ook een sketch die bekend kwam te staan als het ‘Jodenkwartet’. De personages zijn niet langer Pools, maar Duits, met in de hoofdrol de ‘Gebrüder Semmeles’. In 1887 meldde het Nederlands-Indische dagblad De Locomotief dat hun act, opgevoerd in Djokdja (Yogyakarta), de ‘lachspieren der toehoorders niet weinig in beweging bracht’. Vooral het slotcouplet ‘O, Dee mein Eshterleeben’ viel in de smaak. Let wel: dit is het enige zinnetje dat van een ‘Jodenkwartet’ is overgeleverd.
Vroolijke partijen
Hier zit meer in, moet een uitgever hebben gedacht. In de zomer van 1898 meldde De Preanger-bode het verschijnen van twee liedbundels voor café chantants: 10 Jodenkwartetten, 1e bundel en 10 Jodenkwartetten, 2e bundel. Helaas is geen van die bundels bewaard gebleven – ik kom daar zo op terug.
Tegen die tijd was het Jodenkwartet kennelijk zo bekend dat we het ook vinden als wijsaanduiding. Oolijk en vroolijk, een uitgave uit 1892, bevat een sketch over een arme joodse sinaasappelverkoper. Een lied waarin hij klaagt over de felle concurrentie begint met als aanwijzing: ‘Zing op de wijze: Poolsch jodenkwartet of jou! jou!’ Het gaat hier om een succesvolle bundel met als ondertitel Nieuw Voordrachtenboek, bevattende een rijke keuze Komieke Scènes, Coupletten en Liederen voor bruiloften en alle vroolijke partijen.
Scherp-plastisch
Voor zover bekend is het Jodenkwartet vanaf het eind van de negentiende eeuw minder vaak opgevoerd in steden als Amsterdam, Den Haag en Rotterdam – steden met een relatief grote joodse populatie. Ik veronderstel dat dit te maken heeft met de emancipatie van de joden. ‘Jodenkwartet’ was een aanduiding voor verschillende liedjes en sketches, maar zonder twijfel hadden die als gemene deler het bespotten van joden. Dat weten we uit tientallen concurrerende sketches. Joden, zeker geëmancipeerde joden in de grote steden, kregen daar in toenemende mate genoeg van. Geregeld leidde dit tot ingezonden brieven.
Dieper in de provincies werd het Jodenkwartet nog wel geregeld opgevoerd, net als in Nederlands-Indië. Zo was een dergelijk kwartet in 1892 te zien in de kantine van de Militaire Vereeniging van Padang Panjang. Ook zij hadden veel succes. ‘De opvoering van het Jodenkwartet viel zoo in de smaak van het publiek, dat tot driemalen toe de Joodjes werden teruggeroepen’, meldde de Sumatra-Courant. In 1894 werd het Jodenkwartet opgevoerd door het Sint-Jozef-Gilde in Vught in Noord-Brabant, in 1899 in Helden in Limburg, in 1900 in Roermond, in 1901 in onder meer Heerlen, Utrecht en Terneuzen.
Bij mijn weten stond het Jodenkwartet begin jaren dertig voor het laatst op de planken. In 1931 – opmerkelijk genoeg – in Den Haag, op een ‘opera-avond’. Het Algemeen Handelsblad vond de uitvoering ‘superieur, scherp-plastisch, raak en vol onopzettelijken humor’. Een jaar later, in 1932, was er een Jodenkwartet te zien in Uithuizermeeden – een dorp in het noorden van Groningen. Ter gelegenheid van de geboortedag van koningin Wilhelmina had de plaatselijke Christelijke Oranjevereniging een tent neergezet waar duizend mensen in pasten. Na een paar ‘zangnummers’ werd ‘het joden-kwartet Pauline’ opgevoerd. ‘Dit stuk oogstte zeer veel bijval’, berichtte de Nieuwe provinciale Groninger Courant.
Oproep
Vaak vertoond dus, het ‘Jodenkwartet’. De vraag blijft wat het publiek nou precies te zien en te horen kreeg. Duidelijk is dat er verschillende uitvoeringen waren. Voorbij kwamen het Poolse Jodenkwartet, iets van de gebroeders Semmeles en een stuk (lied, sketch) getiteld ‘Pauline’. Maar er moeten veel meer Jodenkwartetten zijn geweest, denk aan die twee bundels met samen twintig liedjes.
Sinds enige tijd ben ik bezig met de voorbereiding van een nieuw boek. De werktitel luidt: Liedjes, sketches en sprookjes over joden (1550-1950). Alleen al om die reden zou ik graag enkele teksten vinden van die ‘Jodenkwartetten’. Op alle voor de hand liggende plaatsen heb ik gezocht, maar zonder succes. Vandaar dit artikel. Wellicht heeft iemand een van die teksten in de kast staan. Mocht dat het geval zijn, neem dan s.v.p. contact met me op. Bij voorbaat veel dank!
Als ik het goed begrijp bezitten zowel het Meertens Instituut als het Joods Historisch Museum het boekje ‘Schlamasl mit Lokschn: 10 komische joden quartetten’ met teksten van ‘J.G.’ en muziek van Ferdinand Semmel, ‘directeur van het eerste Komisch Poolsch Joodsche Zang en Dansquartet’.
https://archieven.meertens.knaw.nl//index.php?action=expand&querystring_b64=aW5ob3VkPWluemFrZSZhbXA7b2Zmc2V0PTQ2MA==&id=2847
https://data.jck.nl/page/aggregation/jhm-literatuur/19890416
Hier de omslag:
https://www.kedem-auctions.com/en/schlamasl-mit-lokschn-three-humoristic-sheet-music-booklets-jewish-polish-singing-and-dancing
Het lijkt inderdaad te gaan om vier als Joden uitgedoste personen.
Uit Friedrich Hofmeister, Handbuch der musikalischen Literatur (1887), de inhoudsopgave:
Semmel, Ferd., Schlamasl mit Lokschn. Komisch-jüdischer Singschatz enth. 10 der neuesten u. beliebtesten Gesangs-Vorträge des Quartetts Gebrüder Semmel. 2 Hefte. Riga, Deubner à Mk 2,50.
Heft I.
No. 1. (Solo m. Chor.) „Pauline“ das Judenschiksel: „Wir kommen jetzt vom Balle“.
No. 2. (Solo m. Chor) Die Reise nach Jerusalem: „O Schlamass’l, welch’ ein gross’ Malheur“.
No. 3. (Duett m. Chor.) Die jüdische Concurrenz: „Meine Herren, meine Damen, bitte uns Gehör zu geben“.
No. 4. (Solo m. Chor.) Die polnische Judenhochzeit: „Wir polnischen Sänger stell’n uns vor“.
No. 5. (Solo m. Chor.) Gut Schabbes-Quadrille: „Jeder Mensch hat sein Vergnügen“.
Heft II.
No. 6. (Solo m. Chor.) Mein Estherleeben: „Ach Gott, ach Gott, du Lieber“.
No. 7. (Solo m. Chor.) Das jüdische Mägdelein: „Wir liebten einst ein Mägdelein“.
No. 8. (Solo m. Chor.) Scheeke mit Schlamassl’s Verlobung: „Hier stell ich Euch vor e Chossen mit Kalle“.
No. 9. (Solo m. Chor.) Russisch-deutsche Troika: „Ich bin kein Türk’ und kein Tartar“
No. 10. (Solo m. Chor.) Gebrüder Semmeles: „Wir sind die Gebrüder Semmeles“.
https://books.google.nl/books?id=3cIPAAAAYAAJ&pg=PA606&dq=%22gebr%C3%BCder+Semmel%22
Mijn indruk is dat het hier gaat om echt Joods liedgoed, uitgevoerd door echte Joodse artiesten. Al kan het natuurlijk best dat ook anderen deze act opvoerden.
De tekst van ‘”Pauline” das Judenschicksel’ is afgedrukt in het Vademecum voor den Student. Liederenboek. Vijfde druk, 1883.
https://books.google.nl/books?id=ZH6SZLlPlREC&pg=PA256&dq=%22Pauline+das+Judenschicksel%22