
Bij het lezen van het verhelderende artikel ‘Het vinyl archief van de Nederlandse letteren’ van Mathijs Sanders dacht ik aan het vintage platenkoffertje (met perfecte sluiting) dat ik een paar geleden kocht via Marktplaats. Voor de biografie van Belcampo was ik op zoek naar het grammofoonplaatje van Carmiggelt en Belcampo uit de reeks Stemmen van Schrijvers. Zo stuitte ik op marktplaats op een koffertje met negen 45-toerenplaatjes, waaronder dat van het duo Carmiggelt/Belcampo. Bijna de helft van de twintig opnamen die uitgeverij Querido van 1960 tot 1961 uitbracht voor ƒ 6,25 per stuk. Een geweldige bijvangst was het plaatje van Remco Campert en G.K. van het Reve. Behalve een meesterlijk stilist van uiteenlopende genres en auteur van De ondergang van de familie Boslowits, het katholiek prachtboek Bezorgde Ouders en de befaamde Reisbrieven die vele auteurs hebben beïnvloed, was Reve dichter. En als dichter dient zich een andere, bijzondere kwaliteit van hem aan: zijn stem. Een stem, die de melancholische en ironische inhoud van zijn poëzie een extra lading, een extra betekenis geeft.
Het is het contrast tussen de donkerbruine, plechtige stem en de inhoud met banale, platte, provocerende woorden, dat op de lachspieren werkt. Zoals in de vier ‘eigen sprookjes’, die op de plaat zijn gezet onder de titel Ik bak ze bruiner. Reve leest de ‘lieve jongens en meisjes’ voor over het Eendje Kwak, dat uit zijn kont een grote drol van stront kakt in een aluminium steelpannetje. Op oudere leeftijd las hij met een diepdonkere stem De Avonden integraal voor (CD-Box). Op het Querido-plaatje leest Reve een fragment voor uit de novelle Werther Nieland (1949). Een klein meesterwerk, waarin de belangrijkste thema’s van zijn leven en werk reeds aanwezig zijn in een mengeling van kwetsbaarheid, zelfverzekerdheid, originaliteit en humor. Het fragment is in 1959 ingesproken. Reve leest met rustige, heldere stem met dat onnavolgbare timbre, het verhaal voor. Je staat erbij als hoofdpersoon Elmer op een landje een ‘grammofoonhoren’ vindt. Je glimlacht om zijn theatrale leiderschap onder vrienden en je voelt zijn angst in de confrontatie met een onbekende jongen met een ‘bleek, benig gezicht en zeer lichtblond haar’, die de horen afpakt. De intonatie van Reve versterkt de realistische dialoog, die je vervult met huiver en mededogen. Maar er schuilen ook sadistische fantasieën in Elmer: ‘We moeten vanmiddag meteen de club oprichten, zei ik. (…) Als er bijvoorbeeld iemand is, die aldoor horens pikt, dan gaan we hem achterna. Dan wordt hij gevangengenomen.’
Schrijvers en dichters zijn op de plaat als duo aan elkaar gekoppeld. W.F. Hermans weigerde met S. Vestdijk op één plaat te staan. Maar anderen vormden probleemloos een duo. Annie M.G. Schmidt en Han G. Hoekstra bijvoorbeeld, Annie Salomons en Ina Boudier Bakker, de twee Adriaantjes Van der Veen en Morriën, Simon Vinkenoog en Cees Nooteboom. Nooteboom leeft nog, als enige uit de platenserie. De andere schrijvers leven voort in hun woorden. Al is hun dictie uit een verloren tijd.
Die ‘donkerbruine, prachtige stem’ kun je ook horen op de dvd van Literaire Ontmoetingen (Gomperts en Keller).