Het gebruik van meerdere talen in één taalhandeling heet codeswitching of codewisseling en komt vaak voor in meertalige gemeenschappen en taalcontactsituaties. Zo werd onderstaand voorbeeld (1) gevonden in een Nederlandstalige gemeenschap in het Zuiden van Brazilië:
- Parece que a diferença é setenta quilômetro heb ik weleens gehoord.
‘Het schijnt dat het verschil zeventig kilometer is, heb ik weleens gehoord.’ (Portugees/Nederlands)
De of het?
Onderzoekers van codeswitching zijn onder andere geïnteresseerd in de compromissen die tweetaligen sluiten om elementen uit de ene taal in de structuur van een andere taal in te bedden. Gecodeswitchte nomina die in de structuur van een taal met grammaticaal geslacht worden ingebed, moeten bijvoorbeeld aan een geslachtscategorie worden toegewezen. Zo moesten de Nederlands-Portugese tweetaligen van voorbeelden (2) en (3) kiezen of de ingevoegde Portugese woorden praia ‘strand’ en Nordeste ‘Noordoosten’ als een de-woord of een het-woord behandeld moesten worden.
- Dan gingen ze echt met vier, vijf auto’s naar de praia.
‘Dan gingen ze echt met vier, vijf auto’s naar het strand.’
- Bijvoorbeeld in het Nordeste, hè?
‘Bijvoorbeeld in het Noordoosten, hè?’
Strategieën
Een meertalige heeft verschillende criteria of strategieën tot zijn beschikking om anderstalige woorden in een taal met woordgeslacht in te bedden. Ten eerste kan een meertalige een zogenaamde defaultstrategie gebruiken: alle anderstalige woorden worden bij één geslachtscategorie ingedeeld. Ten tweede kan het vertaalequivalent, het geslacht van de vertaling van het woord, de doorslag geven. Spaans-Nederlandse tweetaligen in Nederland kunnen bijvoorbeeld het witte libro en het rode ojo zeggen, naar analogie van het boek en het oog. Verder kunnen meertaligen afgaan op fonologische, morfologische, of orthografische aanwijzingen. Zo zeggen Nederlands-Engelse tweetaligen in Australië het department ‘afdeling’ en het equipment ‘uitrusting’, omdat Nederlandse woorden die eindigen op –ment doorgaans onzijdig zijn. Uit eerdere onderzoeken blijkt ook dat sommige meertaligen gebruikmaken van vermijdingsstrategieën: zij ontwijken een keuze tussen de geslachtscategorieën.
Switchende schrijvers
Onderzoeken naar codeswitching richten zich meestal op spontane uitingen in gesproken taal of gebruiken data uit experimentele taken. In geschreven teksten wordt echter ook geregeld geswitcht. In ons onderzoek bestuderen we codeswitching, in het bijzonder de geslachtstoewijzing van gecodeswitchte woorden, in de Nederlandse literatuur. We vergelijken codeswitching in Multatuli’s Max Havelaar, waarover we reeds gepubliceerd hebben in Internationale Neerlandistiek, met werken van de Curaçaose schrijver Frank Martinus Arion en de Perzisch-Nederlandse schrijver Kader Abdolah.
Max Havelaar
In het manuscript van Max Havelaar (de zogenaamde ‘nulde druk’) uit 1859 onderscheidt Multatuli nog duidelijk drie geslachtscategorieën: mannelijk, vrouwelijk, en onzijdig. Er worden woorden en zinsneden uit in Indonesië gesproken talen gebruikt, maar ook uit Europese talen als het Latijn, Frans, Duits en Engels. Bij de toewijzing van grammaticaal geslacht in Max Havelaar is de herkomsttaal van belang: voor woorden uit de Europese talen is het geslacht in de brontaal bepalend. Een jacquerie is vrouwelijk in het Frans, en wordt daarom als vrouwelijk behandeld in het Nederlands door Multatuli: eene Jacquerie (p. 157).
Voor ingevoegde woorden uit Indonesische talen speelt enerzijds het vertaalequivalent een rol bij de indeling bij een geslachtscategorie. De djaksa ‘officier van justitie’ is een man, dus wordt hij grammaticaal als mannelijk behandeld, terwijl baboe ‘kindermeisje’ congrueert met vrouwelijke lidwoorden. De pukul ampat ‘vieruursbloem’ en melati ‘jasmijn’ worden vrouwelijk, omdat woorden voor bloemen in de regel vrouwelijk zijn (volgens de Nederlandsche Spraakleer van Brill, p. 152). Anderzijds hebben fonologische aanwijzingen een invloed: woorden op –er zijn in de regel mannelijk, dus wordt het Indonesische pagger ‘heg, schutting’ als mannelijk behandeld. Wat opvalt bij het bestuderen van de codeswitches, is een verschil in vorm tussen mannelijke en vrouwelijke codeswitches. Veel ingevoegde woorden die op een klinker (sawah, tandoe, baleh-baleh) eindigen worden als vrouwelijk behandeld, terwijl woorden die op een medeklinker eindigen (lalayang, slamat, kris) vaak mannelijke congruentie hebben.
Arion
In de geanalyseerde boeken van Frank Martinus Arion (Dubbelspel, De laatste vrijheid) komen voornamelijk invoegingen uit het Papiaments, Engels, Sranantongo, en het Spaans voor. Hij schaart die invoegingen vrijwel altijd onder de de-categorie: de orchid tree (De laatste vrijheid, p. 81), de palu di lechi (Dubbelspel, p. 51), een rustige son montuno (De laatste vrijheid, p. 146), en een grotere sala (Dubbelspel, p. 18). Er zijn echter een aantal gevallen waarbij de voorkeur uitgaat naar het onzijdig: een of ander guesthouse (p. 174), het Kolegio Erasmo (p. 105), een vernuftig dripsystem (p. 81), het English Quarter (p. 57). Al deze codeswitches hebben een Nederlands cognaat dat onzijdig is, wat de indeling bij het onzijdig kan verklaren.
Abdolah
Vaker dan Multatuli en Arion gebruikt Kader Abdolah volledige zinnen uit andere talen in zijn boeken (Spijkerschrift, Het huis van de moskee), in zijn geval uit het Perzisch en het Arabisch. Ongeveer zes op de tien codeswitches in zijn werk zijn zulke intersententiële codeswitches, zie voorbeeld (4), vaak gevolgd door een vertaling van die anderstalige zin.
- Duizenden mensen barstten ineens uit: ‘Gosh amad! Gosh amad! Jare imam gosh amad! Welkom! De vriend van de heilige is welkom!’ (Nederlands/Perzisch; Spijkerschrift, p. 267)
Abdolah voegt echter ook woorden of zinsdelen in Nederlandse zinnen in, al gebeurt dat in mindere mate dan bij de andere schrijvers. Deze codeswitches worden als de-woorden behandeld, bijvoorbeeld de moazén (Het huis van de moskee, p. 19), de tamoez (Het huis van de moskee, p. 27, 124), en een jonge mooie tarsa (Spijkerschrift, p. 148). Er is één uitzondering, namelijk het laatste rokat van zijn gebed (Het huis van de moskee, p. 367), dat om onduidelijke reden congrueert met het onzijdige lidwoord.
Er zijn een aantal gevallen waarbij Abdolah congruerende elementen lijkt te vermijden, zodat er geen keuze voor een geslachtscategorie gemaakt hoeft te worden. Voorbeeld (5) laat een zin zien waarbij het lidwoord voor het woord roenas ‘meekrap (plant)’ lijkt te zijn weggelaten.
- Ze (…) doopte de toppen van haar vingers in het rode sap van roenas. (Spijkerschrift, p. 17)
Conclusie
Sinds de optekening van het manuscript van Max Havelaar (1859) is het Nederlandse woordgeslachtssysteem flink veranderd: de mannelijke en vrouwelijke categorieën zijn samengevoegd tot de de-categorie, het zogeheten commune geslacht. In de geanalyseerde moderne werken zien we een voorkeur om gecodeswitchte zelfstandige naamwoorden als de-woord te behandelen, met uitzondering van enkele nauwverwante cognaten in de werken van Arion. We zien een ongeschreven regel verrijzen, die een aantal ongeschreven uitzonderingen lijkt te hebben. In eentalige gesprekken en teksten blijven deze normen die in onze taal bestaan verborgen, maar onderzoek naar codeswitching kan ze blootleggen en beschrijven.

Dit onderzoek is begonnen als project voor het vak Twee- en Meertaligheid aan de vakgroep Neerlandistiek van de Károli Gáspár Universiteit te Boedapest, waaraan ook Natalia Lehka en Márton Szegő hebben meegewerkt. De resultaten daarvan zijn gepresenteerd op het IVN-colloquium in Brussel, en het huidige artikel is een ingekorte versie daarvan. Uiteindelijk is het onderzoek in uitgebreide vorm onderwerp geworden van de masterscriptie van Lesia Chaika.

Rêve is helemaal niet vrouwelijk in het Frans. Het is een mannelijk woord: le rêve.
U hebt helemaal gelijk. Het artikel is aangepast en bevat nu een ander voorbeeld. Hartelijk dank voor uw opmerking!