
Er bestaat maar weinig taalkundige literatuur over de flirt. Dat is wonderlijk, want er zijn theorieën – weliswaar geen mainstream-theorieën, maar toch theorieën waar mensen die het interesseert van gehoord hebben – die de flirt een cruciaal aspect maken van de evolutie van taal. Dat zijn theorieën die stellen dat seksuele selectie een belangrijke drijvende kracht is geweest in de evolutie van taal. De menselijke taalvaardigheid is absurd groot – we kunnen willekeurig welk object op heel veel verschillende manieren benoemen, we kunnen grappen maken, gedichten schrijven, en allerlei andere dingen doen met taal die geen enkel nut hebben. De gemiddelde volwassene heeft een woordenschat van enkele tienduizenden woorden – veel meer dan waarschijnlijk echt nodig zijn.
De verklaring? Mensen kunnen met taal aan de ander, aan een potentiële partner, laten zien hoe groot de inhoud van hun hersenpan is – absurd groot, evolutionair eigenlijk heel onhandig, energieslurpend groot. Wie zich zoveel absurde vaardigheden kan veroorloven moet wel heel goede genen hebben, genen die het mogelijk maken om tijdens de gewone strijd om het bestaan ook nog limericks te kunnen schrijven. Mensen met een goed taalgevoel, zo loopt de theorie, zijn daarom aantrekkelijk en maken een grotere kans hun genen over te dragen aan een volgende generatie. Net zoals mensen die van woordgrapjes en lange zinnen houden zelf ook weer een grotere kans maken, omdat ze eerder met de genetisch sterke grapjesmakers en langezinnenbouwers zullen paren.
Gemonteerd flirten
Als dat allemaal zo is, zou je verwachten dat er een bloeiende industrie is van onderzoek naar de flirt. Dat is een periode dat mensen extreem veel met elkaar praten, en volgens de theorie van seksuele evolutie is de flirt de periode waar het allemaal om draait. En toch is er nauwelijks onderzoek naar.
Tot nu toe, dan: in het Journal of Pragmatics verscheen onlangs een artikel dat precies de flirt centraal stelt. De auteurs beginnen met een verklaring waarom er zo weinig onderzoek is: de flirt valt nauwelijks te onderzoeken, omdat je mensen niet kunt vragen om op dat cruciale moment ineens een microfoon om te hangen. De onderzoekers doen het zelf daarom met data van objectief gezien mindere kwaliteit – de opnamen van een datingprogramma, het Amerikaanse Love is blind op Netflix.
In zo’n programma wordt natuurlijk regelmatig geflirt. Het is gemonteerd flirten dus je kunt er niet alles aan opmerken. Maar het is in ieder geval een begin.
Minder serieus
Wat is flirten? Volgens de onderzoekers zijn er drie definiërende elementen: men moet (uno) romantische of erotische interesse tonen, door (due) de grenzen van het tot dan toe geldende niveau van intimiteit te overschrijden (net iets dichterbij te komen met je opmerkingen dan je in de tot dan toe gedefinieerde rollen zou doen), en (tre) dat alles moet op een speelse of in ieder geval ambigue manier gebeuren: de gesprekspartners moeten kunnen ontkennen dat ze doen wat ze doen.
Het laatste aspect lijkt mij taalkundig het interessantst. Er vindt een spel plaats waarin beide partners aan elkaar het ene communiceren en daaronder het andere, waarbij dat andere als minder serieus moet worden gezien en tegelijkertijd datgene is waar het eigenlijk om draait.
Zeldzame momenten
De onderzoekers onderscheiden zes ‘vehikels’ voor het flirten: praten over eigenlof (‘ik heb gestudeerd aan de Radboud Universiteit’) bijvoorbeeld, of expliciet verwijzen naar het flirten (‘zijn wij nu aan het flirten?’) of grapjes (‘ik ben misschien niet de enige die je mee uit vraagt, maar wel de enige die dat in korte broek doet’). Het meest gebruikt in het onderzoek waren toespelingen op een gezamenlijke toekomst (‘als jij mineralen ook interessant vindt, kunnen we samen met mijn microscoop eens naar wat heel fraaie exemplaren kijken’) en seksuele toespelingen (‘ben je vies? altijd?’). Het minst gebruikt werden complimenten. Nu lijken me die frequentiegegevens niet zo heel interessant – ze kunnen te maken hebben met de specifieke opzet van het tv-programma, zoals de auteurs zelf ook toegeven. De deelnemers konden elkaar bijvoorbeeld in het begin niet zien, dus complimentjes over het uiterlijk hadden weinig zin.
Qua gender vonden de onderzoekers weinig verschil. Mannen begonnen een flirt net iets vaker, en gebruikten de meeste ‘vehikels’ ook net wat vaker, maar vrouwen gebruikten ze ook allemaal, en besteedden wat meer aandacht aan eigenlof.
De bijzonderste bevinding is misschien wel dat het flirten na de eerste aflevering heel snel afnam. Ook dat kan te maken hebben met de opzet van het programma, maar het komt ook wel overeen met de intuïtie dat flirten echt alleen maar het allereerste begin is. zodra je verkering hebt, is het eigenlijk onmogelijk om nog een transgressie te doen – je zit al op het hoogste niveau van intimiteit. Of dat de theorie over seksuele selectie aannemelijker maakt – zou ons hele taalapparaat nu echt zijn afgestemd op die paar zeldzame momenten? –, dat durf ik niet te zeggen.
Laat een reactie achter