
Het is een behoorlijke uitdaging die Mathijs Deen zichzelf heeft gegeven in zijn roman Gras, oorspronkelijk een inzending voor het Boekenweekgeschenk van 2025. Deze historische roman over drie generaties van tuinlieden en die een periode van 107 jaar bestrijkt, is samengebald in minder dan 180 pagina’s. Een soort Hella Haasse on speed.
Het hoge verteltempo blijkt al uit het eerste hoofdstuk van vier pagina’s waarin de vader van het personage Dirk sterft en waarin ook de dood van zijn broer wordt behandeld. Een schrijver die veel tijd wil laten passeren, moet zijn pen als zeis hanteren, het werktuig waarmee de negentiende-eeuwers hun gras maaiden.
Schrijver en radiomaker Mathijs Deen werd in 2022 bekend bij het grote publiek door zijn Waddenthriller De Hollander. Het was de eerste roman van een reeks, die inmiddels vier delen telt, rond zijn illustere personage Liewe Cupido, een eigenzinnige inspecteur die steevast een geheimzinnige moord moet oplossen. De reeks is een aanrader voor liefhebbers van het misdaadgenre. Deen schrijft stilistisch goed, bouwt de plot op met korte hoofdstukken en laat je in elk boek kennismaken met een nieuwe stoet aan bijzondere bijpersonages.
Met Gras begeeft Deen zich op een ander terrein. Centraal staat de familie Valks. De lezer gaat ten eerste op pad met Dirk die in 1867, na de dood van zijn vader en schoonvader, tuinbaas wordt bij kasteel Broeckvoorde. Het standsverschil tussen adel en personeel wordt snel duidelijk wanneer jonkheer Fospierre zonder mededogen de jonge Dirk als chauffeur aan het werk zet terwijl zijn vader nog warm, maar dood, op het gras ligt.
En zo kwam het dat Dirk vanuit de calèche in de verte zag hoe de arbeiders om zijn vader heen stonden en zijn moeder, haar schort optrekkend, vanaf het tuinmanshuis over het gazon naar hem onderweg was.
We kijken mee met het tuinpersoneel dat een goede band met de landheer of -vrouw probeert te onderhouden, maar elk moment terechtgewezen of weggestuurd kan. Het boek heeft hierdoor wat Gosford Park-vibes, maar een groot verschil is dat er weinig geroddeld wordt over de bovenklasse. We volgen de beslommeringen van de werkers.
Willem Pieter Sr., roepnaam Piet, de zoon van Dirk, zoekt zijn heil in het geloof. De jonkheer ziet in hem geen geschikte opvolger van zijn vader. Dirk krijgt vrij zakelijk de opdracht om zijn zoon weg te sturen van het landgoed. In Groningen wordt Piet opgeleid tot kweker, waar de professor, een darwinist, zijn religieuze overtuigingen op de proef stelt.
‘Wij tuinlieden, we maken betere bomen uit mindere exemplaren. We verbeteren de schepping’. Hij glimlachte weer naar Piet, als om zijn woorden te verzachten. ‘We helpen God een handje.’
Piet haalde diep adem. Zijn blik was hard geworden.
In het laatste deel is het de beurt aan Willem Pieter jr., roepnaam eveneens Piet; hij wordt net als zijn grootvader tuinbaas. We zitten inmiddels in de twintigste eeuw: er zijn nu maaimachines, de aanspreekvormen worden losser, maar de machteloosheid van het personeel blijft. Op het moment dat Piet heeft gesolliciteerd bij een Nederlandse jonkheer, steekt zijn huidige werkgeefster, een barones, daar een stokje voor. Hij heeft te gehoorzamen. Zo moet hij ook accepteren dat ze het gras niet wil laten maaien, wat noodlottige gevolgen zal hebben.
In een sadistisch slothoofdstuk kijkt de barones met haar kokkin neer op Piet die het gras aan het maaien is. Terwijl ze aan haar likeurtje nipt, constateert ze: ‘Ach, zo zie je maar, het blijven toch simpele mensen, al zijn ze nog zo goed met bloemen.’ Ze maakt zich meer druk over de zwanen die zijn verdwenen dan over het gazon of haar personeel. Maar ja, vogels kun je niet dwingen.
Het is knap hoe Deen drie generaties zonder wijdlopigheid weet te beschrijven en daarbij vrij subtiel de veranderingen in de tijd aanstipt. Hij doorweeft het verhaal met de thematiek van standsverschil en de symboliek van het gras. Nergens krijg je overigens het gevoel dat de gelaagdheid er te dik op ligt.
Toch schiet deze aanpak zijn doel voorbij. Het boek heb je in hoog tempo uit en de personages beklijven daarbij te weinig. Grote emoties van de drie tuinlieden passeren wat oppervlakkig en de constante tijdsprongen in hun levens zorgen voor een gejaagdheid, alsof we snel naar een volgend overlijden of levensverhaal moeten.
In het motto voorin het boek staat een citaat uit een 19e-eeuws handboek met de tuinregel dat het gazon er vooral toe dient om de grootsheid van het herenhuis te benadrukken. In het geval van Gras is dat gazon bijzonder strak gemillimeterd, het vakmanschap ziet men ervan af, maar de woning die ook op het landgoed staat, had wat meer aandacht mogen krijgen.
Laat een reactie achter