
De Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem maakt een boek met artikelen over bijzondere boeken in de collectie. Ik schreef iets over Korenbloemen van Constantijn Huygens.
Als je het leven van iemand uit het verleden zou kunnen leiden, zou Constantijn Huygens (1596-1687) een goede keuze zijn. Hij was een man van heel veel talenten – dichter, diplomaat, componist, architect, musicus, parfumeur en iemand die in het Latijn, het Nederlands of het Frans even gemakkelijk schreef als in het Italiaans. Hij had als belangrijk adviseur van het hof een woning aan het prachtige Voorhout in Den Haag en kon zich daarnaast terugtrekken op het zo mogelijk nog fraaiere Hofwijck in Voorburg. Hij was bevriend met vorsten, geleerden en de belangrijkste schrijvers van zijn tijd zoals P.C. Hooft en Joost van den Vondel. En dan had hij ook nog briljante kinderen, waaronder zijn zoon Christiaan (1629-1695), de beroemde natuurkundige en uitvinder.
De familie Huygens was, met andere woorden, een Koninklijke Hollandse Academie der Wetenschappen in één gezin.
In zijn Korenbloemen (een eerste druk, die in bezit is van de KHMW, verscheen in 1658, de tweede in 1672) verzamelde Constantijn sommige van de vele gedichten die hij tussen de bedrijven door schreef, bij wijze van een soort dagboek. Hij maakte die gedichten ook schijnbaar moeiteloos: de vernuftigste gedachten wijdde hij aan het dagelijks leven en schreef hij op in soepel rijm en met allerlei soms ingewikkelde grapjes. Hij nam dat werk zelf helemaal niet zo serieus, maar het heeft altijd lezers gehad.
In 1671 schreef Constantijn bijvoorbeeld op één dag drie gedichtjes naar aanleiding van een uitvinding van Christiaan, het eerste slingeruurwerk, dat de tijdsmeting aanzienlijk verbeterde. Constantijn was op dat moment in Londen, misschien op een diplomatieke missie, maar misschien ook om er vrienden te ontmoetten, want hij kende veel mensen uit artistieke Londense kringen. Hij bezocht ook de Royal Society, waar het slingeruurwerk was ondergebracht. Mogelijk had Constantijn die niet eerder in levenden lijve gezien, want Christiaan had hem zo’n tien jaar eerder in Parijs ontwikkeld.
Hier is het eerste gedichtje, eerst in het origineel, dan in mijn hertaling:
Op mijn soons uer-werck
Het slingeren is oud, en met den tyd geboren;
Maer ’teven slingeren geboren inder tijd.
Lett op die evenheit, soo wie ghij Christen zijt,
Daer is een onderwijs van waerden uijt te hooren.
Beginnen wel te doen, en laten dat versterven,
Gaet endelick tot niet: maer die den even gang
Van weldoen blyft begaen voor al sijn leven lang,
En tot het End uijt houdt, die sal de Croon beerven.
Lond. 9/19 Aug.
Op het uurwerk van mijn zoon
Het slingeren is oud, en met de tijd geboren;
maar óók het slingeren is weer binnen de tijd geboren.
Let op die gelijkmatigheid, o christen,
want daarin valt een les van waarde te horen.
Wie goed begint, maar het daarna laat verslappen,
die eindigt uiteindelijk met niets.
Maar wie steeds het rechte pad van goeddoen blijft volgen
en het tot het einde volhoudt, die zal de kroon erven.Londen, 9/19 augustus
Volhouden
Het is een kenmerkend gedichtje voor Huygens: ook de lezer uit zijn eigen tijd zal er misschien evenzeer zijn hoofd bij hem moeten houden en dan nog ongeveer even lang over het lezen doen als de dichter over het schrijven.
Om te beginnen doet de dichter een spitsvondige gedachte. Slingeren is natuurlijk van alle tijden, maar toch werd het slingeren, door zoon Christiaan, ook weer pas op een bepaald moment uitgevonden. Vervolgens trekt de dichter uit de werking van dat uurwerk een morele les: de kracht van het slingeruurwerk is dat de pendule zo volkomen regelmatig slingert – dat maakt het zo geschikt voor het meten van de tijd. Die regelmatigheid betekent ook dat Christiaan een manier had gevonden om de pendule voortdurend evenveel heen en weer te laten gaan. Zo moest een mens zijn leven ook leiden, volgens Constantijn: niet alleen maar goed beginnen, maar ook volhouden.
De andere twee gedichtjes trekken weer andere morele lessen uit de uitvinding. Het tweede gedicht is een oproep van vader Constantijn aan zoon Christiaan om zich in zijn gevoelsleven door niets te laten storen zoals ook het uurwerk dat niet deed. Hier is het derde en laatste gedichtje:
Op het selve werck
Lett op dit gins en weer, dit buijten en dit binnen,
Dit ongerust geswier van einden en beginnen.
Soo gaen uw’ uren, Mensch, de snipp’ren van uw’ tyd,
In al uw ydel doen, tot dat ghij t’einde zijt.
Op hetzelfde werk
Let op dit heen en weer, dit buiten en dit binnen,
dit rusteloos gezwier van einden en beginnen.
Zo verstrijken jouw uren, mens, de snippers van je tijd,
in al je ijdel doen, totdat je aan het einde bent.
Dit is een wat klassiekere boodschap: de klok laat zien dat de tijd voorttikt en dat je die nuttig moet besteden. Zoals Constantijn en Christiaan allebei op hun eigen manier ook zeker hebben gedaan.
Laat een reactie achter