Neder-L is een elektronisch tijdschrift voor neerlandici. U leest Neder-L. Bent u neerlandicus?
Bij uitgeverij Vantilt verscheen onlangs een boekje met een lezing van Maarten van den Toorn, waarin deze voor een groep voormalige studenten Nederlands in Nijmegen iets vertelt over verleden, heden en toekomst van de neerlandistiek als vak. Veel mensen zien het somber in voor het heden en al helemaal voor de toekomst, maar volgens Van den Toorn is er eigenlijk ook nauwelijks sprake van een verleden.
Echte ‘allround neerlandici’ als De Vooys, Overdiep en Van Ginneken hadden misschien zelf het gevoel dat hun vak een eenheid was, maar dat gevoel wisten ze op hun studenten niet over te dragen, volgens Van den Toorn. Bij taalkunde werden de teksten bij wijze van spreken alleen bestudeerd om het verschil tussen ‘de vanouds lange a’ en ‘de gerekte a’ duidelijk te maken; omgekeerd werden bij letterkunde de talige aspecten van literair werk veronachtzaamd omdat men ‘voor een groot deel toegespitst [was] op biografische feiten en weetjes.’
In het heden is het geloof ik niet veel beter. De taalkundige oppositie is er misschien nu een van ‘onderliggend lange a’ versus ‘oppervlakkig verlengde a’, en de biografische feiten en weetjes zullen ook wel door iets anders vervangen zijn. Maar ik zou wel eens willen weten hoeveel mensen zowel Nederlandse Taalkunde als Nederlandse Letterkunde lezen.
Volgens Van den Toorn is dit alles onterecht. De twee specialismen kunnen niet zonder elkaar. De moderne taalkunde heeft heel wat inzichten verworven, die ook van belang zijn bij de bestudering van letterkundige werken: Van den Toorn geeft een voorbeeld van hoe de formele semantiek van belang kan zijn bij beter begrip van metaforen bij Marsman en Lucebert. Omgekeerd kan de taalkunde iets leren van de bestudering van letterkundige producten: het voorbeeld is hier dat bepaalde vormen die uitgesloten zijn volgens het Morfologisch Handboek van De Haas en Trommelen in literaire werken wel voorkomen.
Van den Toorn heeft het in zijn voorbeelden over beïnvloeding die maar één kant opgaat: steeds spreekt hij over toepassing van de taalkundige methode op de bestudering van een letterkundig werk. Hij pleit er niet voor om een letterkundige methodologie toe te passen op taalkundig materiaal — als ik het goed begrijp zou dat bijvoorbeeld kunnen betekenen dat we de grammaticaliteit van een zin voor een spreker verklaren uit de biografie van die spreker. Dit wordt door Van den Toorn echter niet bepleit. Hij is taalkundige en wil zijn onderzoeksgebied uitbreiden tot letterkundige producten.
Weinig mensen zullen hier iets op tegen hebben. In het deelgebied dat ik het best ken — de generatieve fonologie — zijn de afgelopen jaren proefschriften verschenen waarin aandacht wordt besteed aan gegevens uit kindertaal, taal van afatici, dialectgegevens, pogingen om het Nederlands als tweede taal te spreken, enzovoort. Er is geen enkele reden om literaire taal niet in dat rijtje op te nemen, en in het vorig jaar in Utrecht verschenen proefschrift van Astrid Holtman (over rijm) wordt dat ook gedaan. We hoeven aan literaire taal geen bijzondere status te verlenen boven al die andere uitzonderlijke vormen van taalgebruik.
Omgekeerd kan ik me voorstellen dat een letterkundige die van plan is een biografie te schrijven over Lucebert geen boodschap heeft aan het feit dat de tijd het feature <+eetbaar> moet ontberen in de versregel de dichter hij eet de tijd op.
De taalkunde en de letterkunde hebben een doorsnede: de stilistiek. Die doorsnede is interessant, maar groot is hij niet. Alleen op basis van die doorsnede kun je geen heel vakgebied bouwen, al is het maar omdat beide vakken ook doorsneden hebben met tal van andere wetenschapsgebieden. Van den Toorn schijnt dat ook te vinden, of in ieder geval geeft hij op de laatste bladzijde van zijn boekje nog snel twee argumenten, waarvan alleen de laatste echt sterk is:
‘Eenheid van de neerlandistiek is nodig om erkenning te vinden, niet alleen moreel en wetenschappelijk, maar ook financieel in het beleid van de overheid.’
Het is een weinig inhoudelijk argument, helaas. Maar ik zie niet veel andere redenen om jezelf neerlandicus te noemen. Behalve misschien omdat het zo leuk is om Neder-L te lezen.
M.C. van den Toorn, De eenheid van de neerlandistiek, Uitgeverij Vantilt. ISBN 90 75697 04 X.
Laat een reactie achter