• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

De Vlaming in mij

23 december 2008 door Marc van Oostendorp Reageer

Ik heb mezelf leren kennen terwijl ik de afgelopen maanden meewerkte aan het tweede deel van de Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (MAND), dat binnenkort verschijnt. Zo heb ik de Vlaming in mij ontdekt.

Dat zit zo. Taalkundigen zeggen meestal dat we in het Nederlands twee rijtjes persoonlijk voornaamwoorden hebben. De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) noemt het ene rijtje “vol”: ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij. Het andere rijtje heet “gereduceerd”: ‘k, je, ie/die, ze, ’t, we, je, ze. Die terminologie suggereert dat het gereduceerde rijtje door middel van klankverandering is afgeleid van het volle rijtje. Zoals je het woord minuut informeel als menuut kunt uitspreken, zo kun je we zeggen in plaats van wij.

Historisch zijn de vormen ongetwijfeld op die manier aan elkaar gerelateerd, maar sinds het Utrechtse proefschrift van Egon Berendsen (1986) weten we dat in het moderne Nederlandse de twee rijtjes echt twee losse rijtjes zijn. Je en jij zijn bijvoorbeeld echt verschillende woorden, die deels verschillende dingen betekenen (“je wordt moe” kan zoiets betekenen als “men wordt moe”, maar “jij wordt moe” kan dat niet).

Nu is er met twee vormen in het gereduceerde rijtje nog iets bijzonders aan de hand. Dat blijkt al uit de spelling: ‘k en ’t worden zonder klinker geschreven, en volgens de ANS soms zo uitgesproken. Over ‘k zegt de ANS (paragraaf 5.2.3.1) bijvoorbeeld:

“De (…) als ‘k gespelde gereduceerde enkelvoudige onderwerpsvorm kan als sjwa + k en als k worden uitgesproken: het eerste vooral na medeklinkers (heb ‘k, toen ‘k), het tweede vooral voor medeklinkers en na klinkers (‘k zou, zou ‘k).”

Over ’t zegt de ANS iets soortgelijks. Daardoor ontstaat gemakkelijk het idee dat het verschil tussen [k] en [uk] of [t] en [ut] een puur uitspraakverschil is, gebaseerd op principes van welluidendheid.
Als je daar even over nadenkt, en de juiste voorbeelden erbij zoekt, merk je dat dit niet precies klopt. Zo klinkt kep voor “ik heb” in mijn oren veel minder vreemd dan koor voor “ik hoor”, terwijl toch in allebei de gevallen het volgende woord met een klinker begint (of eigenlijk met een [h], maar die valt weg). Op dezelfde manier zeg ik makkelijker ksal voor “ik zal” dan kseg voor “ik zeg” en kben voor “ik ben” dan kbeloof voor “ik beloof”.

Hoe zit dat? Hebben, zullen en zijn kun je allemaal gebruiken als hulpwerkwoord, horen, zeggen en beloven niet. Kennelijk hecht de vorm met alleen de medeklinker zich makkelijker aan hulpwerkwoorden dan aan zelfstandige werkwoorden, in ieder geval voor mijn taalgevoel.
Maar verbazingwekkend genoeg wordt dat taalgevoel weerspiegeld in het landschap van het Nederlandse taalgebied. In de database van het zogenoemde Goeman-Taeldeman-Van Reenen Project (GTRP) zitten gegevens over hoe dialectsprekers in 613 plaatsen in Nederland en Vlaanderen (inclusief Frans-Vlaanderen) allerlei Nederlandse woorden en zinnetjes in hun dialect vertaalden. De MAND is op deze database gebaseerd. Als we de plaatsen op de kaart zetten waar mensen spontaan “ik heb” vertaalden met kep of “ik hoorde” met koorde krijgen we het volgende:

Het kep-gebied is duidelijk veel groter dan het koor-gebied. Kep zegt men in heel Vlaanderen, en koor in een kleiner gebied. De gebieden worden nog kleiner als we ksal en kseg met elkaar vergelijken:

De gebieden zijn kleiner, maar het effect is hetzelfde: ksegwordt in veel minder plaatsen gezegd dan ksal. (Deze kaarten staan overigens niet in de MAND, ze zijn exclusief voor Neder-L gemaakt.)

Ik ben Hollands als het gras en mijn dagen in West-Vlaanderen zijn op de vingers van een hand te tellen. Hoe is het dan mogelijk dat mijn taalgevoel overeenkomt met een geografisch patroon dat we elders vinden? Al kan ik het niet bewijzen, ik vermoed dat alle sprekers hetzelfde gevoel hebben over het verschil tussen hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden. Alleen trekt in Vlaanderen de klinkerloze vorm sterker dan in Nederland, en zullen deelnemers aan een enquête dus in meer gevallen voor zo’n vorm kiezen.

Er zijn twee schalen: de een is (grofweg) keb–koor–ksal–kseg; de ander is geografisch met Frans Vlaanderen als het middelpunt. De kans dat persoon x bij werkwoord y een klinkerloze vorm van ik gebruikt is volgens een wiskundige formule te berekenen uit die twee schalen.
En zo zit er in ons allemaal een Vlaming.

Marc van Oostendorp

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: dialecten, taalvariatie

Lees Interacties

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

J.H. Leopold • Ik ben een zwerver overal

Men zoekt zich en men raakt elkander kwijt,
men volgt met vreugde en ontvlucht in spijt,
men twist en ruziet en is ontevreden
en weer verzoend en alles zonder reden.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

BERICHT HOE WE ZITTEN

Adem zien te halen
is het enige en
kijken of er geen paard aan komt.
 

Bron: Het Zinrijk, 1971

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

25 augustus 2025: Het Colloquium Neerlandicum 2025

25 augustus 2025: Het Colloquium Neerlandicum 2025

23 juni 2025

➔ Lees meer
19 september 2025: Laatzomer Conferentie NDN

19 september 2025: Laatzomer Conferentie NDN

22 juni 2025

➔ Lees meer
2 juli 2025: Boekpresentatie ‘Een nieuw geluid’

2 juli 2025: Boekpresentatie ‘Een nieuw geluid’

21 juni 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1934 Dirk Bakker
sterfdag
1991 Karel Meeuwesse
➔ Neerlandicikalender

Media

Hoe je taal maakt en hoe taal je raakt

Hoe je taal maakt en hoe taal je raakt

22 juni 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De structuur van wetenschappelijke artikelen

De structuur van wetenschappelijke artikelen

21 juni 2025 Door Marc van Oostendorp 1 Reactie

➔ Lees meer
Het culturele landschap van Frits van Oostrom

Het culturele landschap van Frits van Oostrom

19 juni 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
%d