De ex-voetballer, schrijver, voetbalanalist, sidekick, tafelheer en sinds enige tijd ook beroepsergeraar Jan Mulder is een taalgevoelige Nederlander. Bij zijn maandelijkse top 5 van ergernissen in het televisieprogramma De wereld draait door zit altijd wel een taalergernis. Deze maand, oktober 2011, was het toevallig de schrijfwijze van het woord vurrukkulluk uit het boek van Remco Campert, door het NOS journaal gespeld als verrukkulluk. Mulder was niet helemaal in vorm bij het uitleggen van wat hier nou precies mis was (ik denk dat hij bedoelde dat het niet de oorspronkelijke spelling van Campert was en ook niet de juiste spelling verrukkelijk, maar een slordig, halfslachtig misbaksel daartussenin.) Maar dat was niet zo interessant. Even verderop gebeurde er iets opmerkelijks.
In een ergernis over het gedraai van de ministerpresident Rutte in een interview met Ferry Mingele, over de kwestie Donner en het vicepresidentschap van de Raad van State, produceerde Jan Mulder de volgende formulering:
“Nog erger vind ik dat mijn ministerpresident [slikt] daardoor […] ik wil niet zeggen een onderknuppel van de NOS […] maar toch door de door ’n journalist álle kanten v- álle hoeken van die van die zaal eh eh wo- eh wordt laten gezien weet je wel”
Daar hebben we hem weer: wordt laten gezien. Ik heb deze constructie al twee keer eerder in een miniatuurtje besproken: in 2001, en later nog eens, in 2006. En nu dus weer in 2011, waarmee de verwachting is gewekt dat ik dit in 2016 nog eens zal doen.
In de vorige miniatuurtjes lijkt alles wel gezegd: het lijkt te gaan om een conflict dat tijdens de formulering ontstaat. Je kiest blijkbaar van te voren al voor een constructie met het hulpwerkwoord van causaliteit laten, én voor een lijdende vorm. Op het moment dat je de woordgroepen al hebt gerangschikt voor de lijdende vorm (je hebt de ondervindende persoon al tot onderwerp gemaakt en je spreekt het woord wordt al uit, of je hebt al een door-bepaling gebruikt), realiseer je je dat die lijdende vorm bij laten niet mogelijk is. Wat nu? Verbeteren is geen optie (dan moet je de hele zin overdoen), en een andere lexicale keuze valt je niet meteen in. Dan maar een soort vervangende infinitief maken van het hulpwerkwoord en het hoofdwerkwoord in de infinitief laten staan (wordt laten zien), óf toch een voltooid deelwoord maken van het hulpwerkwoord (wordt gelaten zien) of van het hoofdwerkwoord (wordt laten gezien). In het wild altijd prachtige voorbeelden, omdat je de worsteling vaak hoort in de aarzeling. Enfin, het lijkt dus een uitgeanalyseerd geval. Maar toch is hier weer iets extra’s aan de hand.
We hebben in dit geval te maken met een taalgevoelige taalgebruiker. Dat wil zeggen, iemand die er niet zomaar wat uitflapt, en ook niet alleen maar op het niveau van de betekenis reflecteert op wat hij zegt, maar juist ook de taalvorm belangrijk vindt. Ik heb wel eens gesproken met mensen die dat helemaal niet hebben. Dan gebruiken ze een bepaalde formulering, of een uitdrukking, en als je dan vraagt “Wat zei je daar nou net?” dan krijg je een parafrase van de betekenis in plaats van de precieze vorm. Ik ken een 93-jarige vrouw die de prachtigste oude uitdrukkingen gebruikt, maar je moet ze meteen noteren want je kunt er haar niet meer naar vragen. Ze weet heel goed wat ze zegt en waar ze het over heeft, maar vraag haar niet om letterlijk te herhalen wat ze gezegd heeft, want daar heeft ze blijkbaar geen bewuste notie van. Jan Mulder is dus op dat laatste punt het omgekeerde.
Het gevolg van deze vorm-reflectieve taalvaardigheid is, dat Mulder het ook hóórt als hij een ontsporende, of ontspoorde formulering maakt. En hij beseft het ook nog.
Je moet het fragment eigenlijk gewoon beluisteren, het is te mooi om het niet te doen. Het staat hier: even doorbijten bij een stukje reclame, en dan meteen doorgaan naar tijdstip 5:00. Het duurt maar 20 seconden, maar je moet allereerst luisteren naar het punt waarop Mulder zich realiseert dat hij begint te ontsporen. Dat is op de hapering van het woordje wordt. In het vuur van zijn alle hoeken van de zaal is hij de regie over de formulering kwijtgeraakt en dwingt de syntaxis hem tot wordt. Hij aarzelt, zoekt naar alternatieven, en besluit dan toch door te gaan. En dan komt het tweede moment.
Aangekomen bij laten realiseert hij zich dat laten om de infinitief zien vraagt, maar hij herinnert zich ook het woordje wordt nog, dat een voltooid deelwoord oproept. Hij kiest voor het laatste, maar hij beseft dat het een suboptimale oplossing is. En weer hóór je dat. Let op de intonatie en het volume van dat gezien: abnormaal dalend, en onnatuurlijk zacht, alsof hij het woord in de zin wil wegmoffelen, aan het gehoor wil onttrekken. En dan komt moment nummer drie.
De zin is af, en in een debacle geëindigd. Er volgt nu een korte pauze waarin de spreker zijn zonden overdenkt, en besluit tot een openbare boetedoening. Hij wendt zich af van de aangesprokene (kijkt de andere tafelgenoot aan), en zet een complex handgebaar in dat nog het meeste lijkt op een religieus smekend gebaar waarbij hij de handen in een komvorm ten hemel spreidt (hij kijkt zelfs een beetje omhoog), en spreekt zachtjes en berouwvol: weet je wel.
Je moet er oog voor hebben, want Mulder schiet meteen weer in zijn rol van ergeraar, maar het is een mooi moment. Dat weet je wel heeft echt het karakter van een verontschuldiging: “Ik hoor wel dat ik het verkeerd zeg, maar je begrijpt wat ik bedoel.” Prachtig. Inlijsten dit fragment.
Peter-Arno Coppen
Laat een reactie achter