Ik werk zelf op het Meertens Instituut, dus ik ga geen reclame maken voor het (heel leuke, heel informatieve, heel fraai uitgegeven) boekje Eigen en vreemd. Meertaligheid in Nederland dat mijn collega Leonie Cornips schreef en het instituut deze maand aan zijn relaties stuurt. Maar ik kan wel iets zeggen over de eraan gekoppelde website, waarop een filmpje staat dat gemaakt is door de kunstenaar Nynke Deinema: www.meertaligheidinnederland.nl.
Uit dat filmpje blijkt iets dat Leonie voor zover ik kan zien niet behandelt in haar boekje: het gebruik van het woord gewoon als mensen het hebben over taalgebruik.
In de eerste minuut zie je drie mensen die het woord allen een keer uitspreken in een interview. Eerst is er een oudere Brabantse dame, vermoedelijk in een bejaardentehuis, die zegt (ik ga geen poging doen het dialect te schrijven):
“dan heb je net het gewone, normale Nederlands onder de knieën. Dan schaam je je straks ook dadelijk daar weer voor en dan moet je kennelijk praten als de koningin?”
Vervolgens komt een Friese vrouw in beeld die zegt:
“De meeste Friestaligen vinden het toch gewoon loffelijk om in hun eigen taal boodschappen te doen”
(Naar mijn gevoel schakelt de vrouw halverwege de zin, van het woord taal naar het woord boodschappen over van het Nederlands op het Fries, als een illustratie van wat ze bedoelt. Het laatste woord spreekt ze uit als boadskappe.) En tot slot komt er een Randstedelijke twintiger in beeld die met een duidelijke stadstongval zegt:
“Eigenlijk vind ik dat iedereen gewoon ABN moet spreken”
De synoniemen gewoon en normaal liggen Nederlanders in de mond bestorven, net als gewoon normaal (de volgorde normaal gewoon is geloof ik veel minder, eh, gewoon.) Denk maar aan het doe eens normaal, man!-incident in de Tweede Kamer.
Ik geloof dat je de manier waarop we omgaan met onze taal ook uit dat oogpunt moeten begrijpen. Twee van de drie sprekers bestempelen ABN als ‘gewoon’, terwijl ze beiden niet heel sterk aan de norm voldoen en daar zelfs, in ieder geval in het eerste geval, geen waarneembare poging toe ondernemen.
Het is dus niet zozeer de taal van de elite die er in de beleving van de sprekers toe doet, zoals sociolinguïsten; vroeger wel dachten en zoals vroeger misschien ook wel het geval was. De Brabantse dame sluit de koningin zelfs expliciet uit van de sprekers van het ‘gewone, normale Nederlands’. Het is een norm die gevoeld wordt als neutraal, als een democratisch eigendom van de mensen die in ons land wonen — ook van de bejaarde mevrouw die in de oren van de buitenwereld Brabants praat.
Het is een beetje als een kostuum met een stropdas. In zekere zin is dat alles een teken van machtsrelaties en onderdrukking, maar de doorsnee man of vrouw op kantoor ervaart het eerder als ‘gewoon’. Je kunt wel zeggen dat dit alleen komt doordat die persoon verblind is voor de harde machtsconstructies achter die zogenaamde gewoonheid, maar tegelijk is die gewoonheid ook een feit, en ik denk een heel belangrijk en in de taalkunde ten onrechte genegeerd feit.
Daar staat interessant genoeg een ander soort ‘gewoon’ tegenover: dat van de Friese mevrouw die het ‘gewoon makkelijk’ vindt om boodschappen in haar eigen taal te kunnen doen. Dat is het ‘gewoon’ van het comfort, van het trainingspak waarin je op zaterdag ook best boodschappen kunt doen in plaats van het ‘gewoon’ van het pak dat je aan moet naar je werk. Het is precies die spanning tussen verschillende vormen van gewoonheid die veroorzaakt dat mensen meertalig zijn: soms is het gewoon om ‘boodschappen’ te zeggen, en soms zeg je makkelijker ‘boadskappe’.
Meer informatie over het boekje Vreemd en eigen is te vinden in de nieuwsbrief van het Meertens Instituut.
Update 23 januari 2012: Rik Schutz schrijft: ‘Die Friese mevrouw die sprak volgens mij gewoon normaal Frysk in dat Meertensfilmpje. In elk geval zei ze ‘noflik’ (prettig/aangenaam) en niet loffelijk.’
Laat een reactie achter