Een maand geleden werd in Antwerpen de Taalunie-scriptieprijs uitgereikt, een prijs voor de beste masterscriptie over Nederlandse taalkunde. (De prijs ging dit jaar naar Barbara Snel uit Leiden.) Bij die gelegenheid hield de jonge schrijver Daan Heerma van Voss een toespraakje, waarin hij zich plaatste in de traditie van schrijvers die denken dat hun stijl verbetert door deze luidkeels aan te prijzen:
Ik ben een van de weinige afgestudeerden van Nederland die van mening is dat het een teken is van een goede tekst wanneer deze zo helder mogelijk is opgeschreven.
Zoals vaker bij helderheidskampioenen, is Heerma van Voss’ stijl nogal cryptisch (zie het commentaar op De Contrabas van een paar dagen geleden). De schrijver probeerde in zijn toespraakje in ieder geval de lachers op zijn hand te krijgen door de ondertitels van de genomineerde scripties voor te lezen (nadat hij zich eerder had verzet tegen het kennelijk virulente kwaad van mensen die Sartre in het Duits citeren; zij verdienen de ‘doodstraf’ volgens Heerma van Voss, dat u het maar weet):
Over de detectie van spelfouten tijdens het leesproces en de invloed van lexicale en sublexicale homofoondominantie hierop. Doe dan maar spelfouten.
Een matched-guise onderzoek naar de attitudes van de West-Vlaming tegenover taalvariatie. Een gok: de attitudes verschillen per regio, en wat is in godsnaam matched guise?
Verdacht
De roep om begrijpelijkheid is even gemakzuchtig als bekrompen. Alsof iedere tekst altijd voor iedereen in één oogopslag begrijpelijk moet zijn, alsof niemand ooit mag proberen iets dieper in een onderwerp door te dringen dan de oppervlakkige voorbijganger. Zeker: iemand die zich in het openbare debat begeeft, moet proberen zich duidelijk en zonder jargon uit te drukken. Maar de schrijvers van deze scripties begaven zich niet in het openbare debat; ze schreven een scriptie, dat wil zeggen, een verslag van een wetenschappelijk onderzoek.
Natuurlijk wordt er een heleboel onnodig jargon gebruikt in de wetenschap — maar daarmee is nog niet ieder ‘moeilijk’ woord onmiddellijk verdacht. Natuurlijk zijn de meeste scripties niet zo goed geschreven als de gemiddelde column — maar misschien, eh, hoeft dat ook helemaal niet; bijvoorbeeld omdat scripties en wetenschappelijke artikelen niet op dezelfde manier worden gelezen als een roman of een essay. Het gaat om de informatie die erin staat, niet om de stijl.
Vluchtelingentaal
Neem zo’n begrip als matched guise. Dat verwijst naar een type onderzoek waarbij twee groepen proefpersonen luisteren naar dezelfde spreker. Voor de ene groep vertelt die spreker een verhaal in bijvoorbeeld het West-Vlaams, en voor een andere groep precies hetzelfde verhaal in bijvoorbeeld het standaard-Nederlands. Vervolgens moeten de twee groepen zeggen hoe aardig ze deze man vinden, hoe graag ze hem als buurman zouden willen hebben, als schoonzoon, of als huisarts. Omdat het enige verschil voor de twee groepen de taal is die ze krijgen aangeboden (de spreker is dezelfde, het verhaal is hetzelfde), kun je uit de verschillende antwoorden afleiden wat ze denken over het verschil tussen de verschillende talen of dialecten die de man spreekt.
Voor de lezers van de scriptie is duidelijk wat er bedoeld wordt met dat begrip matched guise. Als je het begrip niet kent, heeft het nauwelijks zin de scriptie te lezen. Ik zou niet weten hoe je de methode zo kort kunt aanduiden dat pakweg Daan Heerma van Voss hem begrijpt en tegelijk precies aanduidt over wat voor onderzoek het gaat. Dat is de reden waarom de schrijver matched guise schrijft. Dat kun je belachelijk maken als ‘dieventaal’ (of, zoals Heerma van Voss doet, met een overigens bedenkelijke ondertoon, als ‘vluchtelingentaal’), maar dat gaat voorbij aan het feit dat mensen zich soms verdiepen.
Van het Reve
Een scriptie moet helemaal niet noodzakelijkerwijs begrijpelijk zijn voor iedere toevallige passant. Hij moet duidelijk zijn voor zijn eigen publiek en geen dingen uitleggen die dat publiek allang weet. Er zijn mensen die toevallig wél weten wat lexicale en sublexicale homofoondominantie is (ik weet dat zelf overigens niet zo precies). Zij hebben geen lesjes in stijl nodig van iemand die zegt in de traditie van Karel van het Reve te staan (‘mensen lezen of horen wat ik zeg en denken: dat is zo begrijpelijk, dat kan nooit waar zijn’) en die dan vervolgens een hoop slecht geformuleerde onwaarheden te berde brengt.
Harry Perton zegt
Drie maal 'ís' in die eerste geciteerde zin. Ik denk niet dat een willekeurige eindredacteur zoiets laat staan. En voor de rest is het weer: Eigen lof stinkt.
Monique zegt
Daarbij moet het eerste 'is' 'zijn' zijn…