In mijn ideale wereld zou er iedere dag een boekje verschijnen als Zolang de lijm niet loslaat van Ton den Boon: een schitterend uitgegeven boekje met indrukwekkende illustraties en een goed geschreven essay waarin in detail wordt gepeuterd aan de taal van één dichter. De ondertitel van het boekje is Invloeden van Lucebert op de Nederlandse taalschat.
Den Boon is uitgever én hoofdredacteur van Van Dale én kunstverzamelaar — in de ideale wereld zou ik dat ook allemaal zijn. Maar dit is de ideale wereld niet en dus krijg ik alleen af en toe een boekje als Zolang toegestuurd; als recensie-exemplaar, dat dan weer wel.
Het betoog van Zolang bestaat uit twee delen. In het eerste deel gaat Den Boon in op Lucebert als taalvernieler. Hij vertelt hoe de dichter als jongeman tijdens een optreden allerlei al dan niet verzonnen woordenboekdefinities van vieze woorden uit Van Dale voorlas en gaat in op de discussie welke editie van Van Dale dat is geweest. Hij laat ook zien hoe Lucebert bestaande woorden op allerlei manieren vervormde, een andere spelling gaf of een andere betekenis, en hoe hij allerlei nieuwe woorden creëerde.
In het tweede deel beschrijft Den Boon hoe Lucebert uiteindelijk juist een taalbouwer werd, hoe hij zinsneden maakten die spreekwoord werden (alles van waarde is weerloos, waarop allerlei varianten bestaan: ‘alles van hout is weerloos’ vond Den Boon ergens) terwijl een stuk of twintig zinsneden in ieder geval het taalgebruik van min of meer geletterden hebben gehaald (‘letterdames en letterheren’, ‘lieflijke dichter’, ‘omroeper van oproer’, enzovoort).
Vooral het tweede deel is interessant. Het is verbluffend hoeveel voorbeelden Den Boon voor ieder zinnetje weet te vinden in het gangbare taalgebruik. Ik neem aan dat een volgende editie van Van Dale veel meer Lucebert-citaten zal bevatten dan de huidige.
Interessant vond ik ook dat Lucebert in zijn beginperiode een bijzondere relatie had met het alfabet. Niet alleen heette zijn eerste bundel apocrief/de analphabetische naam maar bij dat roemruchte vandalenoptreden las hij ook een gedicht voor dat ‘de analphabeet’ heette en bestond uit het abc. Als Den Boon een paar bladzijden later het slot van een gedicht uit de eerste bundel aanhaalt, valt de lezer ineens op dat daar toch wel een alfabetische volgorde in lijkt verborgen te zitten (ik kleur hem even, en geef toe dat de orde af en toe verstoord wordt):
de pohesie de poempaan de stattoor
slaan sideriese zoen aan de hekken der aanwakkeraars
der der der
van telkens toen telkens teer
der schwingel der zwarte sjwaas panaan pnaanteer
toenaamtoemaar
nodo waar de woord wierd waar de nada de waard werd
in de haho
in de huisha nabij euvelaapstraatstroo
aan de ulevellenstroepstoom uwe
bruisdroom uwe lohengrijns primeurprix
of meten de maan de maten van de maker
haagnaam bijv. bij velen
of noom ope de pappa
eemer
1 – 10 – i – theder trap
wie zoo zoo zo lis wie
wiezois assus quikema maases
ssssssssssssssss
zi – zi
De ordeverstoring zit vooral tussen de w en de z en bestaat vooral uit allerlei klanken die je met de lippen maakt (eu, u, oo, oo, b, p, m), alsof de dichter geïnspireerd door de w, ook al een lipklank, nog even wat improviseert op zijn instrument voor hij het einde van het alfabet bereikt, de z.
Wilhelm Deussen zegt
Een paar jaar geleden, in een vorig leven van Van Haersma Buma, heeft hij eens een rapport geschreven over hoe we onze Westerse Cultuur tegen de dreiging van het terrorisme moesten beschermen. Hij gaf het de titel mee: 'Alles van waarde is weerbaar'. Ik vind de beste illustratie van de juistheid van de oorspronkelijke uitspraak dat dat kwetsbare zinnetje zich onmogelijk kon beschermen tegen die lompe en banale omkering.
RHCdG zegt
Leuk, was me niet eerder opgevallen.
Tussen de w en de z zitten de x en y: het is wel een moment om weer je eigen onbekende gang te gaan en de voorgeschreven weg te verlaten misschien.
Dan nog even pluggen/spammen als het mag:
Over Lucebert en de gebruikte Van Dale-editie ook hier: ontwerp voor een quizz
Over het aangehaalde gedicht ('hu we wie') ook hier: Een proeve van Hineininterpretierung
Boek is besteld!
RHCdG zegt
Wat langer naar het fragment starend, denk ik dat het aanwijzingen bevat voor een taalkundige betekenislaag.
Het begint met het fonetische 'pohesie' voor 'poëzie'. Verderop het woord 'sjwaas', meervoud van sjwa ofwel de toonloze e. En is het woord 'teer' niet door elisie verkregen uit 'theder', zoals ook 'haagnaam' uit 'aangenaam', de manier waarop velen zich voorstellen? Elisie: 'zo lis wie'
Het lijkt alsof Lucebert ook in dit fragment vertelt dat hij een dichter zonder vaste naam en zonder vaste woon- of verblijfplaats is: een woningloze met een analfabetische naam, die vatbaar is voor verlies aan klank (sjwa, elisie), tot aan de stilte van 'ssssssssssssssss' toe. 'Eemer': zijn verblijf is e(f)emeer, zijn naam al even kortstondig ('quikema') de plotseling weer strenge alliteratie op de 'm' drie regels hoger daarentegen is ge-emmer.
Wat doet 'lohengrijns' nog in het gedicht? Die verwijst natuurlijk naar Lohengrin, de zwaanridder ('sjwaridder'?) uit de opera van Wagner, waarin Elsa een 'brui(d)sdroom' heeft over een ridder die met haar wil trouwen op voorwaarde dat ze hem niet naar zijn naam en afkomst vraagt…
Marc van Oostendorp zegt
Dit is allemaal heel interessant, Rutger (soms misschien een beetje gezocht, maar juist die gezochte dingen kunnen natuurlijk ook meeklinken). Dank je wel!