Volgens Hans van Driel, cultuurwetenschapper in Tilburg, veranderen de tijden. Vroeger vond Van Driel het nog belangrijk dat er correct gespeld werd, schrijft hij in Taalschrift, het tijdschrift van de Taalunie, maar nu ziet hij ‘de urgentie ervan steeds minder in’.
Dat Van Driel zijn rode pen heeft opgeborgen komt niet doordat hij zelf is gaan inzien dat het allemaal onzin was, die schoolmeesterij. Nee, hij schrijft het toe aan een totale omwenteling in de westerse cultuur:
[…] De belangrijkste observatie lijkt mij te zijn, dat alle strak georganiseerde, hiërarchisch opgebouwde top-down instellingen wankelen en dat hun functies en verantwoordelijkheden langzaamaan worden overgenomen door netwerken.
Volgens Van Driel is de nieuwe generatie al zover:
Ze onderzoeken communicatievormen die minder strak zijn georganiseerd, die beeldend zijn en associatief, gebaseerd op netwerken en op delen …. en ze houden zich niet zelf aan de overeengekomen spellingafspraken. Hun communicatievormen weerspiegelen hoe zij anno 2012 in het leven staan.
Het lijkt mij nogal een boude bewering, dat alle instituties ‘wankelen’. Het is ook niet duidelijk dat het ‘onderzoeken van communicatievormen’ nu wel zo nieuw is, zo kenmerkend voor de nieuwe generatie.
Volgens mij werd ook over de hippies in de jaren zestig en zeventig beweerd dat ze nieuwe communicatievormen aan het proberen waren en trouwens ook dat ze zich minder van de spelling aantrokken. (Dat was Van Driels eigen generatie – blijkens het stukje op Taalschrift is hij van 1952.) Alleen werd dat indertijd nog niet toegeschreven aan het internet maar aan de democratisering. Tegelijkertijd hechten veel studenten nog steeds wel aan ‘de overeengekomen spellingafspraken’. Zelfs de studente die Van Driel als voorbeeld aanhaalt, Nadine, blijkt dat te doen: ze vraagt haar vader om de spelling van haar scriptie te corrigeren.
Ik geloof, kortom, weinig van Van Driels redenering. In de eerste plaats schrijft hij een veel te grote macht toe aan de techniek – alsof die zulke ingrijpende veranderingen teweeg zou kunnen brengen in hoe álle mensen zich de hele dag gedragen. Je kunt net zo goed andersom redeneren: het internet is zo succesvol omdat het aan de behoefte om op een bepaalde manier te communiceren voldoet. Maar die behoefte was er eerst.
In de tweede plaats zou ik weleens een bewijs willen zien dat uitgerekend de huidige generatie twintigers nu zo’n grote breuk vertegenwoordigen. In het jaar dat Van Driel geboren werd verscheen Luceberts apocrief/de analphabetische naam. De Vijftigers kenden geen internet en waren toch beeldend én associatief én trokken zich weinig aan van de ‘overeengekomen spellingafspraken’. Ja, maar dat waren dichters en nog niet de doorsneestudent. Maar hoezo zijn Van Driels studenten dan wel representatief voor deze tijd?
Er is vermoedelijk wel degelijk iets aan de hand, er is immers altijd iets aan de hand, maar dat is veel interessanter dan Van Driel doet voorkomen. Al decennia lang botst in de taal en in de maatschappij van alles op elkaar, sommige processen versterken elkaar, andere verzwakken elkaar juist. De nieuwe generatie heeft daar geen bijzondere inkijk in of band mee – ze zet een stapje verder op een pad dat misschien inderdaad wegleidt van het rode potlood, een onbekende toekomst tegemoet.
Anoniem zegt
Ik heb het artikel in Taalpost gelezen. Ik vraag me steeds vaker af wat de toegevoegde waarde van onze universteiten is.
C. Heeres
Hans van Driel zegt
Mijn column in Taalschrift riep aldaar, via Twitter en ook op Neder-L nogal wat reacties op. In mijn blog 'De schriftcultuur ter discussie' ga ik daar uitvoerig op in:
http://bit.ly/KqvF9c
Ingmar Roerdinkholder zegt
Ik kan me nog wel een boekje herinneren, vermoedelijk uit de jaren zeventig, dat ik in mijn Brugklas-tijd heb gelezen, getiteld "Ik hoop dat de spelling verandert wort", waarin door een of ander 'komitee' spellingen als 'vrou', 'teit', 'spigel' en 'regt' werden gepropageerd. Dit zou voor 'kinderen di leren sgrijven' veel 'makkeliker en teitbesparent' zijn.
Maar of de schrijvers hiervan hippies waren..?
Ingmar Roerdinkholder zegt
ik heb het boekje via internet gevonden: het is van Dolph Kohnstamm en heet Ik hoop dat de spelling veranderd-t word-t, met rood-doorgestreepte d'tjes
http://www.dbnl.org/tekst/kohn001ikho01_01/