In de regel is de vorm van de gebiedende wijs gelijk aan die van de eerste persoon enkelvoud van het werkwoord in de tegenwoordige tijd: lopen – loop (vergelijk ik loop). Zijn heeft echter een onregelmatige gebiedende wijs: wees. Sommige taalgebruikers vormen de gebiedende wijs van zijn volgens de gewone regel: de eerste persoon enkelvoud is (ik) ben, dus gebruiken ze ben.
Ik kan
Dat vond ik in eerste instantie raar: waarom zou dit de ‘regel’ zijn? Wat heeft de eerste persoon enkelvoud te maken met de gebiedende wijs? Een veel logischer regel werd tien jaar geleden al gegeven door Jan Renkema in zijn Schrijfwijzer, en die regel wordt nota bene geciteerd door de Taalunie:
Bij de gebiedende wijs gaat het om de vorm van het werkwoord die hoort bij de tweede persoon, met jij erachter: loop jij dus loop door!
Deze vorm van de regel heeft het grote voordeel dat hij gaat over de tweede persoon enkelvoud. In de gebiedende wijs spreek je ook jij aan (loop! betekent jij moet lopen!, niet ik moet lopen!).
We hebben nu dus twee theorieën. Welke van de twee wint? Om dat vast te stellen, zou je eigenlijk een werkwoord moeten hebben dat de vormen ik X heeft, en Y jij, en dan bezien of de gebiedende wijs vorm X of Y heeft Er bestaat in het Nederlands één werkwoord dat aan die regel voldoet: kunnen: ik kan – kun jij (veel mensen zeggen ook wel kan jij, maar van belang is: niemand zegt ik kun).
Wat is nu de gebiedende wijs van kunnen? Dat is op het eerste gezicht een beetje moeilijk te zeggen, want je kunt nu eenmaal iemand moeilijk dwingen om iets te kunnen.
Kan dat maar eens
Toch kan het wel, zoals de onvolprezen negentiende-eeuwse taalkundige R.A. Kollewijn ruim 120 jaar geleden al opmerkte:
In grammatica’s vindt men vermeld, dat de gebiedende wijs van kunnen, moeten, mogen (soms ook die van willen) ontbreekt.
Zeker is het, dat genoemde vormen zeer zelden voorkomen. Geheel ontbreken doen ze echter niet. Hier volgen voorbeelden waarin men ze aantreft steeds in de uitdrukking:… maar eens.
Kunnen. Jij hebt goed praten! ’t Is gemakkelijk om te zeggen, doe het zoo en zoo! Maar kan maar eens niet! (Taal en Letteren, 1891)
Dat lijkt me een heel juiste test, en wat vooral van belang is: kun maar eens niet kun je beslist niet zeggen. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat de vorm van een tweede persoon is afgeleid (kun is daar op zijn minst een mogelijkheid).
Ben maar eens verdrietig
Het vergt niet veel moeite om ook ben te vinden in die Kollewijn-context:
Word daar maar eens boos om, dat lucht op. Of ben maar eens verdrietig! Als je die woede of dat verdriet wilt delen met iemand dan kan de psycholoog je helpen. (Buikvliesdialyse, wat is het?)
(Toevallig publiceerde de dichter Koenraad Goudeseune deze week op zijn weblog een aantal gedichten met imperatieve titels: ‘Doe eens wat’, ‘Droom eens wat’, ‘Lees eens wat’; ‘Kan eens wat’ zit daar helaas niet bij, maar je kunt je niet voorstellen dat het ‘Kun eens wat’ zou zijn.)
Het is altijd leuk om te zeggen dat de Taalunie ongelijk heeft, maar in dit geval is dat dus niet zo, al is onduidelijk waarom ze nu precies voor de juiste theorie gekozen hebben. Waarom we nu zo’n rare regel hebben die zegt dat de imperatief zich aanpast aan de eerste persoon enkelvoud in plaats van aan de tweede, dat blijft een raadsel. Niets voor mij, echt iets voor jou.
Met dank aan Ewoud Sanders
Berna Bleeker zegt
Is 'wees' *formeel*?! Daar sta ik versteld van. Ik denk juist dat het gebruiken van 'ben' een hypercorrectie is. Mensen willen geen 'wees' zeggen, omdat ze hebben geleerd dat 'wezen' i.p.v. 'zijn' te *in*formeel is.
Marc van Oostendorp zegt
Ik geloof niet in die hypercorrectieverklaring. In de eerste plaats: waarom is 'wees' dan niet vervangen door 'zij' ('zij de eerste', zoals 'wezen' vervangen moest worden door 'zijn')? In de tweede plaats, waarom zou die hypercorrectie dan niet toeslaan in bijv. 'geweesd'. (Ik denk in het algemeen dat mensen te snel 'hypercorrectie' als verklaring gebruiken voor dingen die geen verloedering zijn.)
Peter-Arno Coppen zegt
Ja dat blijft zeker een raadsel. Temeer omdat je kunt aantonen dat de gebiedende wijs wel een tweede persoon is, ook al heeft hij dan blijkbaar de vorm van een eerste persoon. Bij wederkerende werkwoorden krijg je 'jezelf' en niet 'mezelf' erbij, en bij alle andere werkwoorden kun je ook in deze constructie 'jij' zelfs toevoegen: 'word jij maar eens algemeen secretaris in deze tijd!' Maar hier kan dan nou net niet: ik vind 'Kun jij maar eens niet zwemmen met dat warme weer!" wel iets beter klinken dan "Kan jij maar eens niet zwemmen met dat warme weer!" maar zonder 'jij' lijkt alleen 'kan' te kunnen.