Af en toe schrijft Hans me een mailtje. Hij geeft Nederlandse les aan een paar Japanners en Pakistanen die soms zomaar met de wonderlijkste puzzels komen. Die schrijft Hans dan op:
[1] De kans is groot om te regenen
Dat is niet goed. Waarom niet?
Immers, wel goed is de tweelingzin:[2] De kans is groot om te slagen.
Terwijl beide wel tweelingen zijn in:
[3] De kans is groot dat het regent.
[4] De kans is groot dat hij slaagt.
Tja, inderdaad, daar zit je dan, als goedwillende Japanner of Pakistaan. Je hebt net geleerd dat je ook beknopte bijzinnen kunt maken, dat je in plaats van [4] ook [2] kunt zeggen. Dan maak je vol trots uit [3] zin [1], en dan is het wéér niet goed. Hoe zit dat?
Het grappige is dat je dat als moedertaalspreker ook niet per se meteen weet. Volgens mij is dit het antwoord: in beknopte bijzinnen is het onderwerp weliswaar verzwegen, maar het moet wel een reëel onderwerp zijn, dat bijvoorbeeld elders in de zin verstopt zit. Het is ook niet een willekeurig onderwerp.
[5] De kans is groot om te slagen.
betekent niet “de kans is groot dat hij slaagt”, maar wel zoiets als “de kans is groot dat men slaagt”. Dat “men” wordt weliswaar niet uitgedrukt, maar zit wel in de contekst. Als je zegt:
[6] Peters kans om te slagen is groot.
wordt dat nog duidelijker. Degene die slaagt is altijd Peter.
Het probleem met de zin die Hans opgeeft is nu dat regenen geen echt onderwerp heeft. Het woordje het staat er alleen maar omdat iedere Nederlandse hoofdzin nu eenmaal een onderwerp heeft. ‘Om te regenen’ heeft dus ook geen onderwerp, terwijl het dat wel moet hebben.
Bizar genoeg moet een beknopte Nederlandse bijzin dus altijd een onderwerp hebben, ook al wordt dat onderwerp niet expliciet uitgedrukt. Maar je moet het er wel bij kunnen denken: het het dat regent, volstaat niet.
Marijnvdzaag zegt
Ik denk dat het puur syntactische onderwerp van 'regenen' hier niet het probleem is. Kan je zeggen van een knikker die op een paaltje balanceert:
"De kans is groot om te vallen"?
Volgens mij niet. Ik denk dat deze constructie alleen werkt met personen. Als voorafgaande zin gaat over personen (inderdaad 'men'), dan is er niks mis mee.
Mijn conclusie: het syntactisch verplichte onderwerp van 'regenen' heeft hier niks mee te maken, behalve dan natuurlijk dat het dus niet naar een persoon verwijst.