Bron MAND, Deel 2 (kaart 2.6.1.1) |
Deze week kregen we op het Meertens Instituut bericht van de uitgever dat de Morfologische en de Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten (MAND en SAND) binnenkort worden verramsjt. Binnenkort liggen ze bij de voormalige Selexyz-winkels.
Ik heb een paar hoofdstukken bijgedragen aan deel II van de MAND. Het liefst is mij het hoofdstuk over de bezittelijk voornaamwoorden. Neem de eerste kaart, hierboven (door erop te klikken krijgt u een grotere versie te zien). Die gaat over het woordgeslacht van het woordje hun in hun geit. Daar zit een heel verhaal aan vast.
In het Standaardnederlands moet je in het enkelvoud kiezen tussen mannelijk (zijn geit) en vrouwelijk (haar geit). Wie of wat is er in dat geval mannelijk of vrouwelijk? De bezitter van de geit: het is Floris en zijn geit en Marieke en haar geit.
Ook in het Frans moet je kiezen tussen mannelijk en vrouwelijk, maar daar wordt de keuze bepaald door het zelfstandig naamwoord dat in de buurt staat: je maakt daar verschil tussen son homme (zijn of haar man, son is mannelijk omdat man dat is) versus sa femme (zijn of haar vrouw; sa is vrouwelijk omdat vrouw dat is).
In het meervoud maak je in het Nederlands niet per se verschil: je zegt de mannen en hun geit en de vrouwen en hun hond, maar sommige dialecten doen dat wel. Die dialecten staan op bovenstaande kaart. Er zijn daarvan twee grote groepen: de eerste groep maakt verschil net zoals de standaardtaal het doet in het enkelvoud en onderscheiden dus de mannen en hun hond van de vrouwen en haar hond (hoe die woorden precies klinken, dat kan natuurlijk verschillen van de ene plaats naar de andere). Die dialecten liggen in Zuid-Holland, in het rivierengebied en langs de IJssel.
De tweede groep ligt zuidelijker, in Noord-Brabant, in Limburg en Oost-Vlaanderen. Daar maakt men verschil tussen de mannen en hunne hond en de mannen en hun geit (hond is mannelijk en geit is vrouwelijk). Het verschil wordt dus, net als in het Frans, uitgedrukt door een uitgang.
Het fascinerende is: de gebieden grenzen aan elkaar, maar er lijkt geen overlap te zijn. Er zijn dus geen duidelijke voorbeelden van dialecten die vier vormen hebben (de mannen en hunne hond, de mannen en hun geit, de vrouwen en hare hond, de vrouwen en haar geit), net alsof dat teveel van het goede is, of je al dat mannelijk en vrouwelijk niet meer uit elkaar zou kunnen houden (hare drukt bijvoorbeeld zowel vrouwelijk uit, voor de bezitster, als mannelijk, voor het bezetene).
Ik deed indertijd de aanbeveling om eens goed te kijken naar wat er in de dialecten in de grensstreek gebeurd is, maar dat is tot op heden nooit gedaan, zover ik weet. Ik heb er veel lol van gehad, en binnenkort ligt de hele handel dus bij Selexyz.
T. Groenendijk zegt
Ik woon nu 36 jaar in Brabant (Roosendaa). De "echte" Roosendaler noemt vrijwel alles wat vrouwelijk is "hij". De schoonfamilie van mijn zoon woont in Eersel, ook daar worden vrouwen met "hij" aangeduid.
Inmiddels weet ik het, maar als b.v. mijn kleindochter hij genoemd wordt, klinkt mij dat nog steeds merkwaardig in de oren.
groenendijk@home.nl
Maar is het dan hunne of hun geit?
Ingmar zegt
Bij ons in het Nedersaksisch is hun altijd "heur"
-Ik zie heur op straote lopen = ik zie hun/haar op straat lopen
-Doe heur nog wat petat = geef hun/haar nog wat patat
-Daor he'j Gerda en heur keerl Jan = daar is Gerda en haar man Jan
-Daor he'j Gerda, Jan en heur jonges = daar zijn Gerda, Jan en hun jongens