Dat er in Vlaanderen een nieuwe taalvariëteit van het Nederlands aan het ontstaan is, is geen nieuws. Ze wordt bijvoorbeeld in soapseries gebruikt, omdat een specifiek dialect daar niet voor iedereen begrijpelijk zou zijn en het Standaardnederlands te stijf zou klinken, maar ook steeds meer in het dagelijks leven.
De nieuwe vorm heeft zelfs al twee min of meer algemeen bekende namen: Verkavelingsvlaams en tussentaal. De tweede term is het neutraalst en het duidelijkst: het betreft hier een taalvorm die tussen het traditionele dialect en de standaardtaal in zit: het is niet zo duidelijk aan een bepaalde regio (Limburg, West-Vlaanderen, enz,) gebonden als het dialect, maar heeft daar wel vormen van overgenomen (‘kunde gij dat doen’).
Waar komt die nieuwe taalvorm vandaan? Daarover zijn alle theorieën: de tv-zenders zouden te laks zijn om nog streng op de Noordnederlandse norm te letten en zo de tussentaal verspreiden, Vlamingen zouden nog steeds onzeker zijn over hun Nederlands terwijl ze toch ook hun dialect niet meer kennen, enzovoort. Maar in het nieuwste nummer van het tijdschrift Over taal oppert de Gentse onderzoeker Koen Plevoets een andere theorie. (Het artikel staat ook op de website van het tijdschrift.)
Volgens Plevoets is de opkomst van de tussentaal vooral te begrijpen doordat het de afgelopen decennia economisch zo goed ging met Vlaanderen. Volgens sociologische en economische theorieën worden mensen zelfbewuster naarmate het ze meer voor de wind gaat en hebben ze daarom ook minder de neiging om zich streng aan allerlei normen te houden. Die normen zijn er eerder voor mensen die hogerop willen.
Plevoets heeft ook een sterk argument in handen: aan de hand van allerlei cijfers laat hij zien dat de tussentaal in het dagelijks leven ook vooral een zaak is van de hoogste klassen in de Vlaamse samenleving. Hoewel die klasse van oudsher het dichtst bij de standaardtaal gebleven is, is het streven naar ‘zuiver’ Nederlands steeds meer een kwestie aan het worden van de middenklasse. De laagste klassen spreken nog dialect, en de hogere klassen tussentaal.
Plevoets noemt het niet, maar zijn verhaal doet me denken aan de Nederlandse adel die van oudsher maggen en motten zegt. Naarmate in Nederland de middenklasse allerlei regels kreeg om de eigen taal te doen onderscheiden van die van de arbeiders – ijskast is ordinair, je moet koelkast zeggen – begon de adel dan weer koelkast burgerlijk te vinden en ijskast te zeggen.
Zoiets is er dus nu in Vlaanderen aan de hand. Met soapsterren als boegbeelden van de nieuwe adel.
Diederik zegt
'k Peis da ge bedoeld "kunde gij dat doen" in plaats van 'hij'?
't Gaat hier namelijk wel over den 2de persoon, Holl. 'jij', ni over den 3de 'hij'.
(in West-Vlaanderen zou 'gij' wel als 'hij' of 'hie' worden uitgesproken zoals alle 'g's 'h's zijn, maar daar is het normaal gezien ook 'kun je gij' of 'kundje gij')