Een Nijmeegs persbericht over een nieuw proefschrift houdt me al een paar dagen bezig – zou die (aanstaande) jonge doctor dat nu echt menen? “Ik had vooraf geen hypothese over de mogelijke verschillen”, zegt Karen Keune in dat persbericht (dat ook op Neder-L verscheen, met commentaar over de spelling, maar niet over de inhoud. “Ik heb echt gekeken naar wat er uit het materiaal naar voren kwam.”
In het proefschrift staat het niet zo, dus ik neem aan dat een voorlichter het heeft toegevoegd. Zou iemand die een heel proefschrift geschreven hebben zo’n idee kunnen hebben van wetenschap? Dat geloof ik niet.
Het klinkt in eerste instantie sympathiek. Zeker over het onderwerp van Keunes proefschrift — het verschil tussen mannen- en vrouwentaal — is lange tijd veel onzin beweerd, die eerder gebaseerd was op ideologie dan op grondige bestudering van de feiten. Zo dacht de, ook al Nijmeegse, hoogleraar Jac. van Ginneken in de jaren dertig dat vrouwen kortere zinnen maakten dan mannen, en vooral minder zinnen inbedden, omdat ze nu eenmaal een kortere aandachtsspanne hebben. Enig bewijs leverde hij er niet voor en blijkt ook niet te vinden. Wat een verademing dat er nu eens iemand naar de feiten kijkt!
Alleen ligt die periode van zomaar wat zeggen al geruime tijd achter ons. Er is een zowel in Nederland als daarbuiten een hoeveelheid betrouwbare kennis verzameld waar je op voort kunt bouwen, er is al heel wat onderzoek gedaan dat ons samen wel een beeld geeft van het verschil tussen mannen- en vrouwentaal — een beeld dat niet eens zo anders is dan wat Keune nu vindt.
Serieus wetenschap doen is: voortbouwen op je voorgangers. Het is niet: iedere keer weer opnieuw beginnen, want dat schiet niet op. Dat is ook de functie van een theorie: dat is een samenvatting van alle kennis die we hebben, op een manier die telkens weer getoetst kan worden. In een degelijk vak bouwen onderzoekers gezamelijk een theorie op, waarvan steeds nieuwe hypotheses kunnen worden afgeleid die vervolgens kunnen worden getoetst. Wie zegt: ik heb geen hypothese, zegt eigenlijk: ik neem mijn voorgangers niet serieus.
Het is bovendien niet juist. Je kúnt de data niet voor zichzelf laten spreken, want uit zichzelf komt er uit die data niets ‘naar voren’, alles hangt maar zo’n beetje rond. Keune heeft in haar onderzoek gevonden dat mannen meer zelfstandig naamwoorden gebruiken en vrouwen meer werkwoorden. Dat betekent dat ze daarop gezocht heeft. Ze heeft waarschijnlijk niet uitgezocht of mannen of vrouwen meer zinnen maken met een even aantal woorden; de reden daarvoor is dat haar dit onwaarschijnlijk leek.
Om onderzoek behapbaar te maken, zoek je op bepaalde zaken waar je vermoedt dat je iets vindt. Dat zijn hypothesen.
Ik neem daarom aan dat Keune niet achter de uitspraak staat die haar door de communicatie-afdeling van haar universiteit in de mond wordt gelegd, of in ieder geval niet achter de suggestie dat het een goede zaak is om geen hypothesen te hebben. Ik hoop dat ze zich daar nog een keer in het openbaar van wil distantiëren.
Of word ik oud en is het nieuwste inzicht juist dat je inderdaad geen hypotheses moet hebben en bij ieder onderzoek weer opnieuw moet beginnen?
Gaston Dorren zegt
Ik was over hetzelfde zinnetje gestruikeld. Blij dat je het ter discussie stelt!