Gisteren verscheen: De ridders van de Ronde Tafel. Arturverhalen uit de Lage Landen. Vertaald door Ingrid Biesheuvel. Met een voorwoord van Frits van Oostrom. Amsterdam [Athenaeum – Polak & Van Gennep] 2012. Gebonden, geïllustreerd, 766 pagina’s. Prijs € 39,95. Helaas zonder leeslint(en).
Dit smaakvol vormgegeven boek bevat integrale vertalingen van de volgende Middelnederlandse of in het Middelnederlands vertaalde Arturromans: Walewein en het zwevende schaakspel; Perchevaal, Moriaan, Wraak voor Ragisel, Roman van de Ridder met de mouw, Walewein en Keye, Lanceloot en het hert met de witte voet en Torec, zeven romans uit de Lancelot-compilatie, en tenslotte Ferguut of De Ridder met het Witte Schild. Frits van Oostrom schreef een voorwoord ‘praeter rem’. Een ‘prologus ante rem’ vindt men op het stofomslag:
De mooie en spannende verhalen over de legendarische koning Artur en zijn dappere ridders zijn nog altijd bekend en geliefd. Het zijn geschiedenissen vol onverschrokken ridders, mooie maar vaak geslepen jonkvrouwen, draken en monsters, reuzen en dwergen.
Loyaliteit, eer, dapperheid en hoofsheid spelen de hoofdrol in de avonturen van Walewein, Keye, Lanceloot, Ferguut, Perchevaal en natuurlijk Artur zelf. Reis mee op zoek naar het zwevende schaakspel, ontmoet een in een vos omgetoverde prins, ontrafel romantische misverstanden, vecht mee in alle veldslagen: de Arturromans bieden de lezer geen moment rust, maar gaan van de ene actiescène naar de andere. Er vallen rake klappen en de ontberingen zijn enorm. Lees en sta versteld.
Voor het eerst zijn al deze prachtige en inspirerende verhalen in één band verzameld en stijlvast vertaald in modern Nederlands. Per verhaal is er een schitterende contemporaine afbeelding opgenomen. Uren leesplezier gegarandeerd met de mythische verhalen rond de beroemde en onsterfelijke ridders van de Ronde Tafel.
Het getuigt van moed en van een grote subsidie om middeleeuwse romans in een moderne vertaling zonder uitleg vooraf of achteraf als luxe leesvoer aan te bieden voor minder dan 40 euro. Voor het laatste boek dat ik kocht: Keizer Constantijn. Zijn levensbeschrijving door Eusebius van Caesarea, een paperback, maar wél ingenaaid, van 178 bladzijden betaalde ik 20 euro, zonder mij bekocht te voelen. Kun je middeleeuwse romans in vertaling zonder commentaar aan een moderne lezer voorschotelen? Zelf denk ik van niet, maar – al was het maar uit welwillendheid en bewondering voor het werk van de vertaalster – ik hoop dat ik dit keer ongelijk heb.
In de Volkskrant van gisteren stond een interview met Philip Roth, een van mijn favoriete moderne Amerikaanse auteurs. Hij spreekt daarin de beschuldiging tegen als zou hij beweerd hebben dat de roman stervende is. Dat is hij niet, zegt Roth, “ik heb gezegd dat lezers uitsterven. Dat is een feit en ik zeg het al vijftien jaar. Ik heb gezegd dat het scherm de lezer de das omdoet, en dat is ook gebeurd. Eerst het bioscoopscherm, toen het televisiescherm en nu, als genadeslag, het computerscherm.”
Roth heeft groot gelijk, maar vergeet een nog ‘dommer’ scherm: de smartphone.
Hopelijk laat Ingrid Biesheuvel zich strikken voor elk radio- en televisieprogramma dat aandacht aan boeken besteedt om de kijkers en de luisteraars uit te leggen dat middeleeuwse romans minstens net zo mooi én diepzinnig zijn als de boeken van willekeurig welke Nobelprijswinnaar of –winnares. En moge dit boek onbedoeld in handen komen van een nieuwsgierig kind dat erin gaat lezen en erin blijft lezen en dat als het boek uit is, besluit om de originelen te gaan lezen. Aan de vertaling zal het niet liggen, want die is om door een ringetje te halen.
Eén punt van kritiek kan ik niet voor mij houden, en dat is niet alleen gericht aan de vertaalster maar ook aan beide redacteuren. De vertaalde Arturromans zijn bewaard gebleven in handschriften, en die handschriften zijn geen autografen, door de auteur zélf geschreven boeken, maar afschriften gemaakt door kopiisten. Soms is er nóg iemand die zich met de inhoud van het boek bemoeit, een corrector bijvoorbeeld. Aan het slot van de vertaling van de Ferguut heeft mevrouw Biesheuvel het colofon van de corrector meevertaald alsof het erbij hoort. Dat is niet juist in mijn ogen. Het colofon hoort bij het handschrift, niet bij de roman. Het had dus ofwel een voetnoot moeten krijgen of onvertaald gelaten moeten worden. In geval van de Ferguut is er verder weinig aan de hand. Maar … dat ligt anders aan het slot van de Walewein. De kopiist van het gebruikte handschrift UB Leiden, Letterkunde 195 heeft zijn kopie gedateerd, iets dat voor literaire teksten hoogst ongebruikelijk was:
Dese bouc was ghescreven int jaer
Dat seggic ju wel vorwaer
Als men screef MCCC ende L mede
God gheve ons sinen euwegen vrede
Amen
Dit colofon van de kopiist is foutloos vertaald als:
Dit boek is geschreven in het jaar 1350, dat zeg ik u naar waarheid. Moge God ons zijn eeuwige vrede schenken!
En nu gaat iedereen die dit boek leest, denken dat de Walewein van Penninc – die hem naar ik denk bewust onafgemaakt liet, met als laatste regel 7834 en wiens prachtige, dubbelzinnige roman ongevraagd en onbedoeld werd ‘voltooid’ door ene Pieter Vostaert – geschreven is in 1350 in plaats van een kleine eeuw eerder; een fout die men ook (al) in de negentiende-eeuwse literatuurgeschiedenissen terugvindt …
Laat een reactie achter