Ik was de afgelopen dagen in Parijs, waar ik een congres heb bijgewoond over taal in het brein. Zo was er een fascinerende lezing over taalproblemen van autisten. Een van die problemen heeft te maken met zinnen zoals de volgende:
1.- Rob vroeg Roos dat boek te lezen.
2.- Rob beloofde Roos dat boek te lezen.
Voor niet-autistische lezers is een verschil tussen deze twee zinnen onmiddellijk duidelijk: in zin 1 is Roos de beoogde lezer, maar in zin 2 is dat Rob. Met de eerste zin hebben autisten geen probleem, maar met de tweede soms wel. Hoe komt dat?
In beide zinnen is het onderwerp van lezen verzwegen. Er wordt iemand mee bedoeld die al genoemd is in de hoofdzin: het onderwerp bij vragen, het meewerkend voorwerp bij beloven. Om dat te begrijpen moet je de betekenis van die werkwoorden begrijpen. Maar dat vereist eigenlijk weer inzicht in de complexiteit van menselijke verhoudingen en dat is mogelijk waar het mis gaat voor autisten.
Vanwaar dan dat verschil tussen vragen en beloven? In veel gevallen is er een andere strategie mogelijk om het verzwegen onderwerp te achterhalen: je kiest de dichtstbijzijnde naam. Dat is Roos in deze voorbeelden en dat levert bij vragen dus het juiste onderwerp op, maar bij verzoeken niet.
In het algemeen vinden mensen het moeilijker om stukjes van een zin bij elkaar te rapen wanneer er iets tussen staat dat teveel lijkt op een van die stukjes. Zo blijken mensen vraag 3 net iets lastiger te vinden dan vraag 4.
3.- Wat hebben die vrouwen voor mannen gekust?
4.- Wat hebben die vrouwen voor boeken gelezen?
De reden is vermoedelijk dat wat in 3 hoort bij voor mannen (de vraag is wat voor mannen het zijn die gekust werden). De vrouwen staan tussen wat en mannen in en werken als storende factor. In zin 4 is het effect minder groot omdat je daar wat en voor boeken bij elkaar moet zoeken. De vrouwen staan daar nog steeds tussen, maar vrouwen hebben nu eenmaal minder met boeken gemeen dan met mannen.
Max Wilting zegt
Interessant onderwerp, maar ik heb eerder het idee dat de 'problemen' bij zinnen (1) en (2) toch net iets meer van taalkundige dan autistische aard zijn. Zouden neurotypische mensen niet ook net iets meer moeite hebben met (2) dan met (1)?
Was getekend, een als taalwetenschapper afgestudeerde autist 😉
Marc van Oostendorp zegt
Inderdaad lijkt her erop dat ook niet-autisten problemen hebben met beloven. Alleen komt het patroon bij autisten duidelijker aan de oppervlakte, omdat de alternatieve strategie moeilijker te gebruiken is voor hen. Ik vermoed dat het vaker zo is, dat autisme vooral een verheviging geeft van problemen die veel mensen hebben.
Carrotte zegt
Antwoord op zowel vraag 3 als vraag 4: hun hand.
Andre Engels zegt
Ik heb het idee dat het verschil tussen 3 en 4 iets heel anders is. In zin 3, als die nog incompleet is ("Wat hebben die vrouwen voor mannen…") komt een andere betekenis bij mij naar boven drijven, namelijk dat van "voor mannen" als belanghebbend voorwerp ("Wat hebben die vrouwen ten dienste van mannen gedaan?"). "Boeken" is veel minder logisch als belanghebbend voorwerp, en dus komt die betekenis minder naar voren. Bovendien brengt "lezen" de betekenis van "boeken" als lijdend voorwerp direct naar voren.
Marc van Oostendorp zegt
Grappig! Maar eigenlijk komt dit op hetzelfde neer. De interpretatie waarbij 'wat' en 'voor mannen' bij elkaar horen, wordt lastiger (komt minder snel in je op) wanneer er 'vrouwen' tussen staat. Daardoor komt een andere betekenis dan bovendrijven.
In de experimenten waarop ik het bovenstaande baseer werden die alternatieve lezingen wel min of meer uitgesloten door de context: het was duidelijk dat die vrouwen mannen kusten en boeken lazen.
Anoniem zegt
Wat een stuk onzin zeg… De autisten die ik ken, mezelf incluis, zijn zelfs beter in het ontleden van dergelijk taalgebruik dan niet-autisten.
Marc van Oostendorp zegt
Tja, de vraag is dan natuurlijk of 'de autisten die u kent' een representatievere steekproef vormen dan degenen die aan dit onderzoek meededen. Dat u anoniem blijft, maakt het niet gemakkelijker om die vraag te beantwoorden.
Han Driever zegt
Het spectrum
Ben het volkomen met 'Anoniem' eens. En met Max Wilting.
Ik heb de twee zinnen voorgelegd aan mijn eigen autisten ('n stuk of drie). Een glasheldere zinsontleding. Statistisch is dit –mijn waarneming– natuurlijk ook absoluut geen valide steekproef.
Marc, je schrijft: "Ik vermoed dat het vaker zo is, dat autisme vooral een verheviging geeft van problemen die veel mensen hebben."
Nu zeg ik iets dat misschien onterecht is: ik zou je willen aanraden alleen over een incidentele, interessante lezing over taal(problemen) en autisme te schrijven als je (wat) meer weet over ASS. Maar nogmaals, misschien weet je er heel veel over. Dan verontschuldig ik me bij dezen.
'Anoniem' schrijft: "Wat een stuk onzin zeg… De autisten die ik ken, mezelf incluis, zijn zelfs beter in het ontleden van dergelijk taalgebruik dan niet-autisten."
Dat is ook mijn ervaring.
Je schrijft terug: "Tja, de vraag is dan natuurlijk of 'de autisten die u kent' een representatievere steekproef vormen dan degenen die aan dit onderzoek meededen. Dat u anoniem blijft, maakt het niet gemakkelijker om die vraag te beantwoorden."
Dat laatste begrijp ik niet.
Hoeveel mensen deden er mee aan het onderzoek dat in dat congres gepresenteerd werd? En hoeveel met welke vorm van autisme?
PS De autist vat alles letterlijk op. Dat is de gangbare stelling. Die gaat vaak niet op.
Bij mijn oudste kind nam ik vanaf zijn tweede of derde jaar een heel apart soort gevoel voor taal waar: een perfect semantisch inzicht en een honger naar woorden, alsmaar meer en zo veel mogelijk woorden, om profijt te hebben van zo veel mogelijk nuances. Doel: de precieze formulering.