Door Jojanneke Weijermars
‘Iederéén heeft zoiets van…’, volgens wetenschapsjournalist Liesbeth Koenen. Onder die kop verscheen in november 2012 een artikel van haar hand in NRC Handelsblad, over de alom gehekelde uitdrukking hebben zoiets van. “De afkeer is vaak groot”, schrijft Koenen. En ook: “De uitdrukking scoort steevast hoog in taalergernistoptienen”.
Vreemd, eigenlijk. Want wat maakt een uitdrukking lelijk, of juist mooi? Vraag het uw buurman die zoiets heeft van: ‘De heg moet weer eens worden gesnoeid’, en hij zal het u waarschijnlijk niet kunnen uitleggen. Peter-Arno Coppen kan dat wel: in het artikel is te lezen dat hij de uitdrukking mooi vindt omdat ze compact is, maar er toch veel informatie in past.
Niet iedereen heeft dus een hekel aan hebben zoiets van. Ook ik niet. Voor mijn masterscriptie dompelde ik mij een half jaar lang met veel plezier onder in de wondere wereld van deze constructie. Mijn bevindingen zijn echter niet op elk punt gelijk aan die van de wetenschappers die Koenen in haar artikel aanhaalt.
Zo stroken ze bijvoorbeeld niet met Ingrid van Alphens uitspraak dat het “opvallend is dat je de gedachte of de woorden die na een quotatief aangehaald worden niet goed neutraal kunt interpreteren.” Uit de meer dan 400 unieke voorbeelden van hebben (zo)iets van die ik voor mijn onderzoek analyseerde, blijkt dat het aantal negatieve versus neutrale en positieve complementen zich nagenoeg gelijk tot elkaar verhoudt. Dat geldt voor zowel de historische voorbeelden als voor de hedendaagse. Een hondenliefhebster schrijft op haar blog bijvoorbeeld: “Yske is dolblij en enthousiast, en heeft zoiets van, als Brigitte komt gaan we leuke dingen doen.” Geen spoortje negativiteit te bekennen. Maar wie in het NIOD naar oorlogsverhalen gaat luisteren, zoals Van Alphen deed, zal inderdaad al snel negatieve verhalen tegenkomen.
Ook speelt het terloops door Koenen genoemde ‘nichtje’, de uitdrukking van de vorm “Philip heeft iets van een spinnende kater”, een grotere rol in het quotatief gebruikte hebben (zo)iets van dan Koenen doet denken. De quotatieve uitdrukking beschrijf ik in mijn onderzoek ongeveer als “(bij benadering) iets hebben van een prototypische spreker of van prototypische kenmerken, eigenschappen, vermogens wat leidt tot fictieve interactie met performance x”. Kort gezegd: sprekers doen typetjes na, die zowel op zichzelf als op een ander gebaseerd kunnen zijn. Wie ‘iets heeft van’, heeft dus wellicht de eigenschappen van een typetje, of doet die na, en laat daaruit een bijpassend citaat voortvloeien. De similatieve betekenis is hier slechts één stap van verwijderd: de gelijkenis uitdrukkende betekenis zit er immers al in opgesloten.
Er zijn dus twee betekenissen in omloop, en daarnaast ook twee vormen: hebben zoiets van en hebben iets van. Die twee vormen zijn zeker niet gelijk. Want wat moeten we met een zin als “Philip heeft zoiets van een spinnende kater”? Misschien is die nog te interpreteren als er gewezen wordt op een speelbal, waarbij een soortgelijke bal in Philips bezit is, maar die bal vroeger eigendom was van een spinnende kater. Maar hij kan in ieder geval niet betekenen dat Philip op een bepaalde kater lijkt.
Hoe anders was dat zo’n honderd jaar geleden. Toen schreef Kees Valkenstijn in zijn jeugdroman De Aeroplaan van M’nheer Vliegenthert:
’t Had zoo.. iets van.. e.. cacao’…. stotterde de bedremmelde Streep.
De zin dateert uit 1910, toen hebben zoiets van nog gewoon kon. Om een gelijkenis uit te drukken, en om een quote te introduceren. Toen de uitdrukking nog niet in taalergernistoptienen verscheen.
Toch levert hebben zoiets van minder ergernissen op dan wellicht gedacht wordt. Uit mijn onderzoek blijkt namelijk dat een spreker met het gebruik van de uitdrukking zijn toehoorder een plezier doet. Door de uitdrukking te pas en te onpas in zijn uitingen te verweven voert hij in weze een toneelstukje op. Hij beschrijft een fictief gesprek en dat is makkelijk voor de luisteraar: verbale face-to-face-interactie is in het dagelijks leven immers de elementaire communicatievorm. En om die gepretendeerde negatieve lading hoeven we het dus ook al niet te laten. Met een gerust hart kunnen we doorgaan met wat Koenen al kopte: ‘Iederéén heeft zoiets van…’
Ingrid van Alphen zegt
Beste Jojanneke, begrijp ik goed uit je opmerkingen in dit stukje dat je veel van de wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp niet hebt gelezen? Of juist alleen Tannen 1989 wel waardoor je 'enactment' nu vertaalt in 'toneelstukje'? En als je mijn onderzoek kent, dan weet je dat ik het over een specifiek corpus heb. Master-scriptie, zei je? Maak serieus je resultaten (en corpus) kenbaar in plaats van er een strijd van te maken rondom een krantenknipsel. Gezamenlijk ontrafelen we dit verschijnsel.
Ingrid van Alphen