Op 3 januari schreef Serv Wiemers een stuk in de Volkskrant: ‘De indianen rekenen terecht op Nederland’ (helaas alleen op de betaalsite van de krant). Wij hebben daarop een ingezonden brief geschreven, waarvan op 5 januari een verkorte versie is verschenen. Voor lezers van Neder-L plaatsen wij hier de volledige tekst.
Jan Noordegraaf grijpt de publicatie van de ingezonden brief aan om te peilen of lezers van Neder-L nog nadere informatie over deze kwestie kunnen geven.
Door Harrie Hermkens, Jan Noordegraaf en Nicoline van der Sijs
Op 3 januari l.l. riep Serv Wiemers in ‘Opinie & Debat’ onder de kop ‘De indianen rekenen terecht op Nederland’ onze regering op om haar verplichtingen ten opzichte van de indianen niet te vergeten, en Irokezen tot ons land toe te laten op hun indiaanse paspoorten. Die verantwoordelijkheid is volgens Wiemers ontstaan doordat Nederland op 24 april 1613 als eerste land een verdrag met een indiaanse natie heeft gesloten op basis van gelijkwaardigheid.
Helaas zijn de feiten die Wiemers, zonder bronvermelding, weergeeft onjuist.
Het verdrag waarover Wiemers spreekt, en dat gedateerd is op 21 en niet op 24 april 1613, is in 1968 door de Amerikaanse arts Lawrence G. van Loon gepubliceerd in The Indian Historian 1, pp. 22-26 in een artikel getiteld ‘Tawagonshi, the Beginning of the Treaty Era’. De tekst van het verdrag begint met de woorden ‘Hier op Tawagonshi…’. Van begin af aan zijn er ernstige twijfels geweest over de authenticiteit van het zogenoemde Tawagonshi-verdrag.
Het verdrag waarover Wiemers spreekt, en dat gedateerd is op 21 en niet op 24 april 1613, is in 1968 door de Amerikaanse arts Lawrence G. van Loon gepubliceerd in The Indian Historian 1, pp. 22-26 in een artikel getiteld ‘Tawagonshi, the Beginning of the Treaty Era’. De tekst van het verdrag begint met de woorden ‘Hier op Tawagonshi…’. Van begin af aan zijn er ernstige twijfels geweest over de authenticiteit van het zogenoemde Tawagonshi-verdrag.
In 1987 hebben Charles T. Gehring, William A. Starna & William N. Fenton een artikel gepubliceerd (“The Tawagonshi Treaty of 1613: The Final Chapter”, in: New York History68, October, 373-393) waarin zij op basis van taalkundig en historisch onderzoek concludeerden dat het gaat om een vervalsing. Gezien het feit dat Van Loon andere stukken uit diezelfde periode heeft vervalst, wijzen zij hem als meest waarschijnlijke vervalser aan.
Het contract circuleert sinds 1959. Op 17 september 1959 stuurde J. van den Bogaert, toenmalig Hoofd van het Nederlands Informatiebureau in New York, een transcriptie van het verdrag naar het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken om de echtheid van de tekst te laten nagaan, op verzoek van door Richard H. Amerman, redacteur van het tijdschrift ‘De Halve Maen’. Amerman had de tekst ontvangen van Van Loon. De transcriptie werd doorgestuurd naar de Algemene Rijksarchivaris mr. H. Hardenberg, die concludeert dat een en ander er echt uitziet, maar dat hij de authenticiteit pas kan bevestigen als hij het origineel in handen heeft. Niemand heeft het origineel echter ooit gezien. De tekst zou op twee stukken huid zijn geschreven, maar die zijn zoek. Voor zover bekend bestaat er slechts één, zeer slecht leesbare kopie van de tekst, die telkens weer rouleert en opnieuw wordt gekopieerd.
Wiemers beweert dat de Irokezen in 1923 voor het eerst een beroep hebben gedaan op het vriendschapsverdrag. Dat is onjuist: de Irokezen beriepen zich in dat jaar op een oorkonde die hun ooit was geschonken door koning George III van Engeland. Ze konden zich ook niet beroepen op het Tawagonshi-verdrag, want dit was toen nog niet ‘ontdekt’. Wel hebben Irokese Chiefs bij het Vierde Russell Tribunaal, dat in november 1980 in Rotterdam werd gehouden over de rechten van Indianen in Noord- en Zuid-Amerika, een kopie van het contract getoond. Zonder verder effect overigens, behalve dat De Waarheider in januari 1981 uitgebreid aandacht aan besteedde.
Wiemers meldt dat vanaf november 1993 de Mohawk een erkend reisdocument moesten overleggen en dat het getolereerde paspoort van de Irokese Liga (NB. dus niet een kopie van het Tawagonshi-verdrag) niet meer werd geaccepteerd. Dat klopt, maar om een juist beeld van de geschiedenis te schetsen moet een nieuwsbericht uit De Telegraaf van 27-9-1993 worden geciteerd (later uitgebreid in andere kranten): “De Mohawk-indianen uit Canada, die al jaren strijden voor een onafhankelijke staat, hebben hun Europese vestiging in Den Haag noodgedwongen moeten sluiten. Hiertoe is besloten nadat hun enige diplomaat met onbekende bestemming is vertrokken. Hij heeft een schuld van een half miljoen gulden achtergelaten.”
In augustus 2012 is in de Amerikaanse pers een artikel verschenen over het feit dat de Onondoga, één van de zes stammen van de Irokese Confederatie, in 2013 groots willen uitpakken om de 400e verjaardag van het Tawagonshi-verdrag te vieren. Daarbij kwam ook het dubieuze karakter van het verdrag ter sprake. De Onondoga beweren dat hun mondelinge overlevering en een kralengordel (wampum) bewijzen dat er in 1613 wel degelijk een contract is gesloten. Nicoline van der Sijs heeft hierover, en over het vervalste verdrag, geschreven in NRC Handelsblad van 21 augustus.
Inmiddels hebben wij voor het Journal of Early American Historyeen artikel voorbereid waarin wij de tekst van het verdrag taalkundig nauwkeurig hebben geanalyseerd. Onze conclusie is dat de tekst onmogelijk in 1613 kan zijn geschreven, omdat hij circa 40 anachronismen bevat: woordvormen, woordcombinaties ofwoordbetekenissen die niet voorkwamen in de 17e eeuw. Op taalkundige gronden is het aannemelijk dat de tekst in de 20e eeuw is geschreven.
Kortom, aanspraken of verplichtingen die uit deze tekst zouden voortvloeien, kan onze regering gevoeglijk naast zich neerleggen. Zij kan natuurlijk wel om ándere redenen besluiten de mensenrechten van de indianen te steunen. Voor een menselijke behandeling hebben de Irokezen geen vervalst verdrag nodig.
dr. Harrie Hermkens (ex-docent Katholieke Leergangen, Tilburg)
dr. Jan Noordegraaf (Vrije Universiteit, Amsterdam)
dr. Nicoline van der Sijs (Meertens Instituut)
Vraag aan de lezers – door Jan Noordegraaf
Eind november 1980 vond in de Rotterdamse Doelen het Vierde Russell Tribunaal plaats, dat gewijd was aan de schending van de rechten van de Indiaanse volkeren. In het dagblad De Waarheid. Volksdagblad voor Nederland werd er dagelijks over de zittingen gerapporteerd door de bekende politiek activist en publicist Ton Regtien (1938-1989). 1In De Waarheid van 29 november 1980 publiceerde Regtien ook een interview met Chief Oren Lyons, de welbespraakte en bedachtzaam formulerende woordvoerder van de Irokese Liga, de Haudenosaunee oftewel het Volk van het Lange Huis. Op het onvolprezen Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam is de bandopname van dit interessante en uitvoerige gesprek nog te beluisteren. Wat betreft de relatie tussen Nederland en de Irokezen zorgde Oren Lyons tijdens het gesprek plotseling voor een moment van echte historische sensatie. Hij zegt op een gegeven moment: ‘we have also documents dating back to 1613’, al vindt hij die maar ‘difficult to read’. In de krant vertelt Regtien dan dat Lyons hem bij die gelegenheid ‘een oud document uit april 1613’ overhandigde, ‘door de Indianen eeuwenlang zorgvuldig bewaard’. ‘Een uniek document uit onze vaderlandse geschiedenis’, concludeert Regtien, en die typering was terecht: eerdere verdragen tussen Nederlanders en Native Americans zijn immers niet bekend. ‘Het origineel neemt Oren Lyons weer mee naar huis, maar een kopie berust vanaf nu in het archief van onze krant’. Zijn doel was bereikt: extra aandacht voor ‘the Haudenosaunee case’.
Omdat hij de ‘zeer moeilijk leesbare’ zeventiende-eeuwse handschrift zelf niet kon ontcijferen, deed Regtien een oproep aan ‘historici, neerlandici, vakmannen en vakvrouwen met kennis van dergelijke handschriften’ om de tekst te bestuderen – ‘wie zet z’n tanden erin?’. Ook gaf hij zich prompt op voor de cursus Oud Schrift die vanaf eind januari 1981 op het Gemeentearchief van Amsterdam gegeven zou worden door medewerkers van dit Archief. Het lesmateriaal is keurig in het Archief-Regtien op het IISG bewaard.
Drie van zijn docenten, Gerrit Kouwenhoven, Anneke van Veen en Jaap Verseput, gingen aan de slag met wat tegenwoordig ‘the Tawagonshi treaty’ heet. Ze publiceerden in De Waarheid van 27 januari 1981 een artikel ‘Voor soolangh ‘t gras groen is’, waarin ze een brede uiteenzetting geven van vroegere Nederlandse koloniale activiteiten, daarbij gebruik makend van de oude notariële akten in het stadsarchief; ook geven ze een getrouwe transcriptie van de zeventiende-eeuwse tekst. Bij het artikel is ook een afbeelding opgenomen van het door Oren Lyons overhandigde verdrag. Regtien annoteerde enthousiast dat de in het Engels vertaalde documenten en archiefvondsten opgestuurd zouden worden ‘naar onze broeders en zusters in Noord-Amerika, het dappere stamverband der Irokezen’.
We kregen véél reacties, zegt Regtien. Maar het valt me op dat niet de ervaren ‘vakmannen en vakvrouwen’ uit de toenmalige neerlandistiek deze toch wel intrigerende tekst bestudeerd hebben, maar een drietal enthousiaste twintigers. Was het desinteresse wat betreft onze koloniale geschiedenis of was een communistisch dagblad als De Waarheidin filologische kring niet reçu? Misschien kunnen sommige lezers zich deze casus nog herinneren.
Kees Quaadgras zegt
In 1980 werkte ik mee aan het Russell Tribunaal over de rechten van indianen. Niet inhoudelijk, maar met praktische zaken. Er is toen een informatiepakket samengesteld,in ordners. Daar in ook een kopie van het bewuste document. Een van die ordners heb ik lange tijd in mijn bezit gehad. Ik heb de ordner enkele jaren geleden gegeven aan iemand die zich met de rechten van indianen bezig hield. Ik kan die ordner wel terugkrijgen, maar dat heeft weinig nut, want de informatie daar in is bij al bekend.
In 1981 ben ik naar de USA gereisd en heb enkele maanden bij de Onondage gewoond, in het huis van Oren Lyons die ik tijdens het tribunaal had ontmoet.
Ik maakte in Onondaga kennis met veel andere indianen en een van hen, ook een chief, nodigde me bij hem uit. Hij maakte een kastje dat bij hem in de woonkamer stond open en haalde er een in leer gebonden document uit. Dat was dus het originele document uit 1613. Hij gaf het aan mij met het verzoek te proberen of ik het kon lezen. Dat lukte onvoldoende, waarna het document weer in het kastje verdween.
Ik herinner me dat er in het document sprake was van een zilveren ketting die als bezegeling van het contract gold. Tevens was er sprake van de two row wampun, gemaakt van witte en blauwe langwerpige kralen. Tesamen vormden zij een wit vlak met twee blauwe strepen.
De strepen stonden voor het grote schip van de Nederlanders, en de kano van de Irokezen. De strepen waren van gelijke breedte hetgeen de gelijkwaardigheid benadrukte. De strepen behielden onderling dezelfde afstand, waarmee werd aangegeven dat iedereen zijn eigen koers en cultuur had en er niet zou worden geprobeerd elkaar iets op te leggen.
De strepen begonnen een centimeter van de rand. Dat was het begin van de overeenkomst. De strepen liepen door tot het eind. De overeenkomst zou voor altijd gelden, of zoals er het document staat: zo lang als de zon schijnt en het gras groeit.
De chief die het document bewaarde heette Irving Powless. Hij is ongetwijfeld al lang geleden vertrokken naar de eeuwige jachtvelden.
Groet,
Kees Quaadgras