Aan het eind van de negentiende eeuw was het voor veel mensen duidelijk: de taalwetenschap leek van alle geesteswetenschappen het meest op een natuurwetenschap. Een geleerde als Charles Darwin had belangstelling getoond voor de manier waarop je talen in een stamboom kon plaatsen, en die stambomen vergeleken met de evolutie van soorten in de biologie.
Die stambomen hadden de taalkunde dan ook een van de grootste wetenschappelijke ontdekkingen van die eeuw opgeleverd: dat bijna alle Europese talen konden worden afgeleid van een en dezelfde historische oertaal, het Indo-Europees, die bovendien ten grondslag moet hebben gelegen aan het Perzisch en aan Indische talen zoals het Sanskriet.
Bovendien was er van alles duidelijk geworden over de plaats van taal in het menselijk brein.
Sommige van de belangrijkste bewijzen dat er in de hersenen bepaalde gebiedjes waren die gespecialiseerd waren voor bepaalde taken, kwamen uit de studie van afasie: geleerden als Paul-Pierre Broca en Carl Wernicke hadden laten zien dat patiënten met een probleem in een bepaald hersengebied systematisch bepaalde taalproblemen lieten zien.
Standaardmodel
In 1900 werd alle kennis op een bewonderenswaardige manier samengebracht door de psycholoog Wilhelm Wundt in zijn omvangrijke tweedelige werk Die Sprache (‘De taal’). Voor Wundt waren zowel psychologische experimenten als de historische studies mogelijke vensters op het menselijke taalvermogen en daarmee op het menselijke brein. Hij vatte alle kennis die er in de eerdere decennia verzameld waren samen en plaatste haar in een samenhangend kader. “Hij had een bewonderenswaardig geheugen”, schrijft de Nederlandse psycholinguïst Willem Levelt in zijn recente History of psycholinguistics (Geschiedenis van de psycholinguïstiek) “en behandelde ieder onderwerp uitputtend. (…) Zijn boeken hebben een duidelijke structuur en zijn schrijven was lucide en precies.”
Levelt moet zich bijna wel aan Wundt gespiegeld hebben. Levelt heeft net als Wundt een oeuvre op zijn naam waarin hij grote hoeveelheden wetenschap op een bewonderenswaardige manier heeft weten te synthetiseren. In de jaren zeventig bracht hij een driedelig werk over Formele grammatica’s in linguïstiek en taaltheorie uit, dat kan worden gezien als een samenvatting van alle inzichten die de Chomskyaanse revolutie de grammaticatheorie en de psycholinguïstiek hadden gebracht. Zijn boek Speaking. From intention to articulation (1989) is hét allesomvattende standaardmodel over de psycholinguïstiek van het spreken van het eind van de twintigste eeuw. En met zijn History of psycholinguistics heeft hij nu een verbluffende hoeveelheid literatuur over de psychologie van taal, en de rol van taal in de psychologie samengevat.
Pavlov-reacties
Levelts doel daarbij is volgens zijn ‘epiloog’ om aan te tonen dat ‘de psycholinguïstiek geen jonge, recente wetenschap is. (…) De empirische wortels gaan terug tot het eind van de achttiende eeuw; de taalpsychologie was een gevestigd vak tegen het eind van de negentiende eeuw; en de empirische en theoretische ontwikkeling in de eerste helft van de twintigste eeuw was aanzienlijk’.
Hij slaagt daar voortreffelijk in, in een boek dat je alleen maar kunt bewonderen om de enorme eruditie én de prettige stijl. Alles heeft Levelt gelezen, van het boek Die Kindersprache (1907) waarmee Clara en William Stern van de studie van kindertaal een echte wetenschappelijke discipline maakten via het rigide empiristische boek Verbal behaviour waarin B.F. Skinner alle taal tot een soort Pavlov-reacties probeert te herleiden tot en met het boek Language and communication waarmee George Miller in 1951 de moderne (‘post-Chomskyaanse’) taalkunde leek aan te kondigen.
Grootse theorieën
Je valt van de ene verbazing in de andere, wanneer je van wetenschap en geschiedenis en wetenschapsgeschiedenis houdt. Maar één ding wordt ook duidelijk: het vak van de psycholinguïstiek liep voortdurend het gevaar uiteen te vallen – tussen psychologen en taalkundigen; tussen mensen die vooral graag vernuftige experimenten wilden doen en mensen die hun gegevens vooral in de systematische studie van geschreven taal zochten; tussen mensen die heel systematisch gegevens verzamelden om daar statistiek op te doen en mensen die vooral grootste theorieën ontwierpen.
Relatief zeldzaam waren daarbij degenen die het aandurfden om al dat werk op een rijtje te zetten en daar een groot, coherent geheel van te maken. Mensen zoals Wilhelm Wundt honderd jaar geleden. Mensen zoals Willem J. Levelt nu.
plaatsman zegt
Darwin, dat is aardig, dat je die noemt. De evolutie van talen is immers volgens de Bijbel evenmin mogelijk als die van dieren en planten (God schiep de talen na dat gedoe met Babel), maar toch zullen weinig gelovigen zich tegen de taalwetenschap verzetten. Op Urk weten ze ook wel dat hun dialect niet tegelijk met het Hebreeuws en het Oudnederlands door God geschapen is.
Marc van Oostendorp zegt
Ik weet er niet veel van, maar het is niet helemaal waar. De meeste reconstructies van het Indo-Europees bevinden zich nog binnen het tijdvenster dat een heel letterlijke interpretatie van de bijbel toestaat. (Die oude Indo-Europeanen moeten ongeveer 5000 jaar geleden hebben rondgelopen, en toen was de wereld al geschapen.) Maar pogingen om talen nog verder te reconstrueren, stuiten zeker op religieus verzet. Ik moet erbij zeggen dat zulke pogingen bij mijn weten ook wetenschappelijk controversieel zijn, eenvoudigweg omdat je op teveel onzekere factoren stuit wanneer je zo ver terug gaat.
Een beter voorbeeld zijn daarom misschien de pogingen om ook taalkundige evidentie aan te dragen voor de 'Out of Africa'-hypothese – de gedachte dat homo sapiens in een paar golven uit Oost-Afrika tevoorschijn gekomen is – op verzet stuit. Die theorie is natuurlijk zeker in strijd met wat Genesis zegt.
merijn zegt
Er is volgens mij wel degelijk religieuze en politieke weerstand tegen sommige conclusies van de historische taalwetenschap. Veel Hindu's zijn het er niet mee eens dat de plek waar Proto-Indo-Europees werd gesproken in Europa of Anatolië zou liggen en niet in India. Ik ben ook wel eens een ik dacht Joodse site tegen gekomen waarin werd beweerd dat het Hebreeuws het Proto-Semitisch was (er werd op de site ook beweerd dat mainstream taalkundigen dachten dat Arabisch het Proto-Semitisch was en dat ze dat deden uit politieke correctheid). En het is niet religieus maar wel ideologisch maar ik dacht dat er ook in Hongarije een weerstand is tegen het idee dat Hongaars verwant is met Fins en Laps en denken veel nationalisten (of dachten veel nationalisten) dat Hongaars meer verwant is met Turks. Een ander voorbeeld is dat veel Afro-Centrische intellectuelen geloven dat bepaalde Afrikaanse talen verwant zijn met het Egyptisch ( er zijn veel Afrikaanse talen verwant met het Egyptisch, maar niet noodzakelijkerwijs de talen waarvan de Afro-Centristen denken dat ze verwant zijn met het Egyptisch bijvoorbeeld het [url=http://en.wikipedia.org/wiki/Cheik_Anta_Diop#Languages_and_African_cultural_unity]Wolof[/url] )
Ik denk dat in de historische taalkunde van alle vormen van taalkunde de meeste vormen van politiek of religieus geïnspireerde pseudo-wetenschap bestaan. Andere voorbeelden zijn
merijn zegt
AAARGG, te vroeg op "publiceren" gedrukt. Die laatste paar woorden "andere voorbeelden zijn" moeten weg.
Marc van Oostendorp zegt
Dank je wel. Ja, dat laatste is ook mijn indruk. En niet alleen van politiek of religieus geïnspireerde pseudo-wetenschap. Er zitten ook nog steeds op allerlei zolderkamertjes mannen in volkomen isolatie allerlei wilde stambomen te tekenen of taalverwantschappen te bedenken, is mijn indruk.