Door Marc van Oostendorp
Gisteren kwamen we op het Meertens Instituut ineens te spreken over het hulpwerkwoord gaan. We gebruiken dat natuurlijk om de toekomende tijd aan te duiden (‘ik ga dit boek lezen’), maar mijn collega Leonie wees erop dat vooral kinderen gaan ook wel gebruiken in de tegenwoordige tijd.
Hier is een kind dat verontwaardigd reageert als een vriendje een mop begint te vertellen:
- Jantje was op school en deed steeds broembroem.
- Heptie van mij. Hij naapt mij a. Hé stop stop. Hij naapt, hij naapt mij. Hij gaat me naäpen.
Hier is natuurlijk geen sprake van een toekomende tijd. Het sprekertje weet niet zo goed hoe hij naäpen in stukken moet breken en daarom heeft hij een hulpwerkwoord nodig zodat het als een geheel aan het eind bij elkaar kan blijven staan.
Natuurlijk, dit is spontane kindertaal en versprekingen zijn niet uitgesloten, maar er schijnen veel van dit soort voorbeelden zijn, en het kan geen toeval zijn dat het zo vaak gaan betreft. Geen kind verspreekt zich ooit met komen.
In een discussie die daarna ontstond over de vraag of volwassenen zoiets ook wel eens doen, wees collega Gertjan op zinnen over het weer zoals:
- Het gaat regenen.
Je kunt die zin best zeggen als het al regent, of om precies te zijn: als het net begonnen is met regenen. Maar na bijvoorbeeld een halfuur kun je hem niet meer met goed fatsoen zeggen. De zin lijkt dus aan te geven dat het begint te regenen, niet dat het in de toekomst zal regenen. Bovendien werkt het makkelijker met andere werkwoorden over het weer (‘het gaat waaien/sneeuwen’) dan met andere werkwoorden. ‘Ik ga dit boek lezen’ kun je niet meer zeggen als je al een paar bladzijden tot je hebt genomen.
Later die dag begon ik daar over te twijfelen. Eigenlijk kan ik het me best voorstellen: je leest een paar bladzijden en roept verheugd: ‘Dit boek ga ik lezen!’ Je bedoelt dan: tot nu toe stelde het niet veel voor en kon ik nog altijd terug, maar nu committeer ik me echt. Zo is het ook met het weer: wanneer de regen vanaf de eerste minuut met bakken over je heen gestort komt, kun je niet zeggen dat het gaat regenen. Er mogen hooguit wat druppels vallen, of het miezert wat — geen ‘echte’ regen. En zelfs de kleuter heeft het bij het rechte eind: zijn vriendje is nog maar net begonnen met naäpen.
Gaan is naar mijn gevoel toch een beetje anders dan zullen. Wanneer je zegt dat het zal regenen, is het echt nog droog. Wanneer je aankondigt een boek te zullen lezen, heb je nog geen bladzijde tot je genomen. Wanneer je mij gaat naäpen, kan ik er nog op tijd een stokje voor steken.
plaatsman zegt
"Zullen" gebruik ik eerder om zekerheid uit te drukken. "Het zal regenen" – het is echt zo, er is geen ontkomen meer aan. Bij "gaan" is die nadruk er niet zo. "Kijk die lucht, het gaat onweren, denk ik."
Meestal druk ik toekomst trouwens uit met de tegenwoordige tijd, dat moet dan maar uit de context blijken.
erik zegt
In 'op hun pik getrapt' van Van Kooten en De Bie zegt F. Jacobse op een gegeven moment: 'hiero, gaat die Tinus Plotseling dat die miereneukers aan d'r neuzen hangen.' Tedje van Es heeft het die miereneukers op dat moment al aan d'r neuzen gehangen. Hetzelfde gebeurt in een aflevering van Buren van Frans Bromet: 'nu gaat u de boel lopen tutoyeren.' Ook daar heeft het 'tutoyeren' al plaatsgevonden. Klaarblijkelijk kun je 'gaan' ook gebruiken om te verwijzen naar iets dat in het verleden heeft plaatsgehad.
Marc van Oostendorp zegt
Interessante aanvullingen!