Door Barend Beekhuizen
Minstens even interessant als het koningslied zelf is de nasleep ervan. Ook, nee, zeker voor een taalkundige. In de dagen rond de rel kon je Facebook en Twitter niet openslaan zonder stukjes van de tekst in allerhande vertimmerde vormen aan te treffen. Soms met als voornaamste doel om met het liedje te spotten, soms omdat je er mooi mee kon laten zien dat je ook heus het nieuws wel volgde, terwijl het over iets heel anders ging. Wat vooral opviel was de hoeveelheid mutaties van de roemruchte versregel de dag die je wist dat zou komen is eindelijk hier, je weet wel, die zin die acht fouten zou bevatten.
Dit soort in het oog springende stukjes grammatica worden wel vaker opgepikt door de creatieve taalgebruiker. Dat moeten we niet willen met z’n allen is de laatste die ik me kan herinneren. Hij werd te pas en te onpas gebruikt, maar hij vertoonde lang niet zoveel variatie als dit epidemische stukje taal in een kleine week heeft laten zien.
Er zijn namelijk heel veel dingen die je wist dat zouden komen: wist je bijvoorbeeld dat je wist dat het shirt, de vertaling, rekening,hoes, wallpaper, dogmatiek, pizza, de economische groei en de kleine burgeroorlog om straatruimte zouden komen?
Vooral dat eerste zelfstandig naamwoord, de vervanging van daglijkt de plek te zijn waar de taalcreatieveling los op gaat. Dat is ook niet meer dan logisch: er zijn immers ‘n hoop dingen die kunnen komen.
Leuk is bij deze variatie dat mensen vaak het brokstuk die je wist dat zou komen volledig grammaticaal ondoorzichtig gebruiken: het shirt gaat net zo gemakkelijk met het betrekkelijk voornaamwoord die in plaats van dat. Of het lidwoord wordt gewoon de: de shirt die je wist dat zou komen en nog enkeledergelijkegevallen zijn voorbijgekomen. Een andere plaats waar we die ondoorzichtigheid van die je wist dat zou komen kunnen vinden, is bij zou. Bij een meervoudig zelfstandig naamwoord op de plaats van dag, verwacht je natuurlijk zouden. Er zijn natuurlijk grammaticale puzzelaars die dat goed verbogen krijgen, maar ook zijn er gevallen te vinden als de straatstenen die je wist dat zou komen zijn eindelijk daar.
Ook op andere plekken kan je je talige pauwenstaart laten zien: waarom alleen het eerste zelfstandig naamwoord variëren, als je ook kan pronken met het eerste werkwoord? Zo zijn er de EU die je wiltdat zou komen, de achteruitgang die je had kunnen weten dat zou komen, en het optreden die je hooptedat die zou komen (Oei, voelen jullie ook de plank misgeslagen worden met dat tweede die?). Of met het tweede: de bloem die je wist dat zou bloeien, de bal die je wist dat zou scoren, de wipwap die je wist dat zou afglijden, gisteren de dag die je wist dat de zon zo lekker was.
De laatste restjes grammaticaliteit lijken hier voor de taalgebruiker ook niet meer van belang. Wat is de rol van de bal bij scoren? Onderwerp? Lijdend voorwerp (waar is ‘t onderwerp dan?) De dag is een bijwoordelijke bepaling bij de zon was lekker. De zon was lekker die dagis inderdaad een prima zin, maar met het bepaalde lidwoord deloopt die zin al niet meer: de zon was lekker de dag. Ook de dag die je wist dat de zon zo lekker zou zijn gaat naar mijn taalgevoel al net iets beter dan met was, maar waar dat aan ligt… Die twee puzzels, daar moeten een paar slimme syntactici zich maar ‘ns over buigen.
Eindelijk hier zijn ze bijna allemaal. Bijna allemaal, want ook daar vinden we taalspelletjes. Niet zo uitgebreid als bij de vervangingen van dag en komen, maar een paar Googlepagina’s doorwroeten, en je stuit op pareltjes als de wijn die je wist dat zou komen is eigenlijk bier.
Het lijkt dus alsof er in een dag of wat een voor sommigen versteend en voor anderen meer variabel idioompje is ontstaan. Dat mag vermoedelijk met een paar weken ook wel weer tot voer voor historisch taalkundigen gerekend worden, omdat de lol van de koningsliedrel tegen die tijd goed en wel vergeten is. Maar pin me er niet op vast: als over een vijf jaar mensen nog steeds die je wist dat zou komen gebruiken, hebben we de geboorte van een idioom meegemaakt.
Laat een reactie achter