Als het artikel dat Sarah van Hoof deze maand publiceert in het tijdschrift Nederlandse Taalkunde representatief is voor haar proefschrift, belooft dat een spannend, om niet te zeggen: verontrustend boek te worden.
(Het artikel heet Feit en fictie en haar proefschrift heet ook zo, dus ik neem aan dat het een een samenvatting is van het ander. Maar het is dan een beetje vreemd dat ze dit artikel samen met haar collega Bram Vandekerckhove geschreven heeft én dat het proefschrift helemaal niet in de bibliografie genoemd is.)
Affijn, dat is allemaal natuurlijk niet verbazingwekkend. Maar vreemd en verontrustend is wel wat Van Hoof en Vandekerckhove in dit artikel beschrijven: dat er in Vlaamse tv-series steeds meer tussentaal wordt gebruikt, en steeds minder dialect én steeds minder standaardtaal.
Tussentaal is de naam voor het taalgebruik tussen dialect en standaard-Nederlands in dat in het dagelijks leven in Vlaanderen steeds meer gebruikt wordt. Van Hoof en Vandekerckhove laten zien dat dit ook voor tv-fictie: waar in de jaren tachtig op de Vlaamse tv ofwel standaardtaal gesproken werd ófwel dialect, worden allebei die uiteinden van het spectrum steeds minder gebruikt, ten gunste van de tussentaal.
Het onderzoek van de twee Antwerpenaren lijkt me onberispelijk: het is gebaseerd op het eindeloos turven van allerlei taalkenmerken in tv-series als De burgemeester van Veurne, Met voorbedachten rade, Slisse en Cesar en Van vlees en bloed.
Veel Vlaamse intellectuelen en politici verzetten zich al heel lang – en dus vergeefs – tegen tussentaal. De parlementariër Wilfried Vandaele (N-VA) noemde het bijvoorbeeld twee jaar geleden een ‘kunstmatig taaltje (..) dat geen enkele reden van bestaan heeft’. Dat is laten we zeggen wetenschappelijk een weinig onderbouwde stelling: er is geen enkele reden om tussentaal minder ‘natuurlijk’ te noemen dan pakweg de standaardtaal en dat het reden van bestaan heeft, blijkt wel uit de voortdurende groei in het gebruik ervan.
Toch vond ik eerst iets verontrustends aan dat aan elkaar groeien: er is daardoor kennelijk steeds minder variatie te horen op de Vlaamse televisie. Iedereen begint steeds ééntaliger te worden, of eigenlijk tweetalig (omdat men ook nog Engels spreekt), met uitsluiting van allerlei andere variëteiten. Wie een beetje anders spreekt dan het gemiddelde wordt dan niet meer begrepen en niet meer ondertiteld.
Ik heb al eerder op Neder-L geschreven over die trend (bijvoorbeeld hier en hier). Hij is ook niet beperkt tot het Nederlandse taalgebied. Ik weet dat de Denen langzamerhand ook aan het convergeren zijn naar het Kopenhaagse dialect en het Engels en steeds meer moeite hebben om bijvoorbeeld andere Scandinavische dialecten te verstaan.
Maar ja, je kunt daar verontrust over zijn, en tegelijkertijd valt er weinig aan te doen. Het is misschien eigenlijk ook wel interessanter om na te denken over de vraag waar deze trend eigenlijk vandaan komt. Hoe komt het dat we in Europa onze blik steeds verder vernauwen met één soort taal voor in eigen land en één taal voor over de grenzen? Dat mensen steeds minder bereid zijn om zelfs maar passief een taal tot zich te nemen die een klein beetje anders is?
Heeft het misschien iets te maken met het effect dat de nieuwe media ook schijnen te hebben op opinievorming? Hoewel op internet eigenlijk iedere denkbare mening te vinden is, moedigt het tegelijkertijd mensen aan zich vooral in eigen kring te gaan begeven? Dat is dan in zekere zin begonnen met het uitbreiden van het aantal tv-kanalen. Toen Nederland en Vlaanderen commerciële tv kregen, kregen we bijvoorbeeld over en weer minder behoefte elkaars programma’s te bekijken.
Terwijl de wereld op alle mogelijke manieren via tablets de wereld binnenkomt, maken we een steeds beperktere keuze uit het aanbod. Zou dat het zijn?
Taalprof zegt
Ik zou het zoeken in het feit dat er steeds meer mensen op de televisie zijn. Of, wat formeler gezegd: de zichtbare taal in onze publieke ruimte wordt tegenwoordig door steeds meer mensen geproduceerd. Joop van der Horst heeft dat ooit in Onze Taal beschreven als een ontwikkeling die zich al eerder heeft ingezet: vroeger werd de publieke ruimte door een kleine elite ingenomen. Ik zou denken dat daardoor grote groepen van de bevolking in kleinere kringen met elkaar communiceerden, waardoor er gemakkelijker variatie kan ontstaan (of gehandhaafd blijven). Nu krijg je, als je te dicht bij een gebeurtenis staat, meteen een microfoon onder je neus, en het aantal verschillende (sprekende) personen op de televisie en radio is enorm toegenomen.
Marc van Oostendorp zegt
Van der Horst verklaart met die theorie waarom er minder standaardtaal wordt gesproken, of waarom mensen zich meer lijken te ergeren aan fouten. Maar het verklaart eigenlijk niet waarom het variatiespectrum kleiner wordt, waarom iedereen met ook maar een kleine afwijking wordt ondertiteld, e.d. Uit het onderzoek van Van Hoof en Vandekerckhove blijkt dat er in de jaren tachtig veel meer dialect werd gebruikt in Vlaamse tv-series dan nu. Waarom is dat zo? Is dat alleen maar een afspiegeling van het werkelijke taalgebruik?
Taalprof zegt
Ja, Van der Horst noemt dat in de context van de afbrokkeling van de standaardtaal en de taalnorm, dat is waar. Maar als jij en je buren (of vergelijkbare bevolkingsgroepen) ook elke dag in de publieke ruimte optreden, dan is er voor jullie weinig reden meer om aparte registers aan te houden. Dan kan er vanuit de variatie weer convergentie optreden, hetzij aanpassing van de standaardtaal aan al die varianten, hetzij aanpassing van die varianten in de richting van de standaardtaal (of een nieuwe standaard).
Met die opmerking over dialect in tv-series, bedoel je daarmee dat in de jaren tachtig de dialecten ook al op hun retour waren en toch veel meer in die series werden gebruikt? Misschien is dat ook omdat het iets nieuws was, dialect in tv-series? In het kielzog van populaire series als 'De heren van Zichem' of verfilmingen van Ernest Claes? Ik heb het idee dat er in de literatuur van de tweede helft van de negentiende eeuw ook ineens meer dialect opdook (na Cremer met zijn Overbetuwse Novellen), wat je een halve eeuw later ook niet meer zo sterk zag.
Nou is dit ook maar een losse indruk, dus ik kan dit allemaal natuurlijk niet hard maken.
Anoniem zegt
Bedoelt u met Engels de in Engeland gesproken taal of de lingua franca met eigenaardige regionale klankkleuren? Mij valt in Nederland vooral de "hyperamerikaanse" klankkleur op.
Sarah Van Hoof zegt
We moeten er misschien voor opletten om de taalpraktijk in fictie al te snel als representatief te beschouwen voor wat er in andere genres gebeurt. Dat de variatie in fictie verkleint, hoeft nog niet te betekenen dat er over het algemeen op de televisie steeds minder variatie te horen is. Als de gewone man/vrouw aan het woord komt, hoor je op de Vlaamse tv alleszins nog een behoorlijk grote diversiteit.
Voorts denk ik dat we ondertiteling beter niet beschouwen als een rechtstreekse graadmeter van verstaanbaarheid. Vlaamse fictiereeksen werden in Nederland al in de jaren 60 ondertiteld (Wij, heren van Zichem, bijvoorbeeld). Omgekeerd gebeurde dat veel minder, maar dat had volgens mij vooral te maken met de kracht van het project van culturele integratie in Vlaanderen. De beleidsmakers van de Vlaamse openbare omroep waren toen nog sterk begeesterd door de Groot-Nederlandse gedachte, terwijl taaleenheid de Nederlanders veel minder kon schelen: kijkersgemak heeft daar altijd geprimeerd. Of intussen de Vlamingen de Nederlanders béter konden verstaan dan omgekeerd, is zeer de vraag. Misschien konden ze die ondertitels even goed gebruiken, maar kregen ze ze gewoon niet, omdat dat het idee van één ondeelbaar taalgebied ondergroef. Per slot van rekening was het de bedoeling dat alle Vlamingen uiteindelijk zoals de Nederlanders zouden gaan praten. In dat opzicht zou je ook kunnen zeggen dat het omroepbeleid vroeger net veel méér gericht was op homogenisering en variatiereductie dan vandaag het geval is.
Intussen vult de VRT zijn zendschema vandaag met aardig wat Nederlandse fictie (die ook standaard niet meer ondertiteld wordt), is het interview met Willem Alexander en Maxima vorige week nog diezelfde avond ook door de VRT uitgezonden, en zijn we in Vlaanderen ook dol op volstrekt onverstaanbare Scandinavische fictieseries. Dus eigenlijk denk ik dat het met de inkapseling en allergie voor andere talen misschien nog niet zo’n vaart loopt.
Anoniem zegt
However, the intent remains the same no matter what you call them, and are usually exchanged between young people as a promise they'll remain friends forever. Titanium is not as expensive as silver or gold, but it is much more enduring and just as attractive. There is general agreement that a major leap forward in the history of friendship rings occurred in late seventeenth and early eighteenth century Ireland in the Galway Bay area of Western Ireland, and in particular around Claddagh and nearby fishing villages.
My weblog … promise rings costco