Door Marc van Oostendorp
Ik kreeg een interessante reactie van de bekende fonoloog Jaap Spa op het stukje in de Klankencyclopedie over de [ʌy] (ui):
Wat betreft de [ʌy], die ik liever noteer als [œч], wil ik opmerken dat in mijn eigen idiolect (maar wellicht geldt dat ook voor anderen) deze tweeklank wordt uitgesproken als [œj] vóór een klinker en aan het woordeinde: cf. l[œj]er, l[œj]aard, sl[œj]er, b[œj]en en b[œj], l[œj], r[œj]. Is dit een algemeen verspreid verschijnsel ?
Ik had nog nooit over dit verschil nagedacht, maar toen ik dat deed, kon ik zeker navoelen wat Spa hier beschrijft: in luik en sluip klinkt de ui eenklankiger, uniformer, gedrongener dan in lui of luier. In die laatste gevallen zit er meer een [j]-achtige klank in. Het effect is subtiel, maar wel meetbaar.
Dat meten deed ik vervolgens ook bij het woord luis. Dat woord is dubbelzinnig: het is de naam van een beestje en een verbogen vorm van een bijvoeglijk naamwoord (‘hij heeft iets luis’). In het eerste geval staan ui en s echt naast elkaar, samen in de stam. In het tweede geval hoort de ui bij de stam en de –s bij de uitgang. Ook al zeg je ze nog steeds onmiddellijk na elkaar, taalkundig zit er een grensje tussen.
Dat verschil vertaalt zich ook in de klanken. De naam van het insect spreek ik uit als [lœчs] (in de notatie van Spa), maar de verbogen vorm van het bijvoeglijk naamwoord als [lœjs]. Hier zijn opnamen die ik gemaakt heb (dit is natuurlijk allemaal volkomen onwetenschappelijk, het zijn opnamen van mezelf en ik wist precies waar ik naar op zoek was, maar het dient als illustratie):
Je kunt het ook zichtbaar maken. Hieronder staat eerst een zogeheten spectogram – een plaatje waarin de klank wordt geanalyseerd in de belangrijkste componenten, dat zijn de rode lijnen – van de ui in de luis en daarna een van de ui in iets luis:
ui in de luis
ui in iets luis
In het tweede plaatje zie je de onderste twee rode lijnen (die weergeven wat de kleur van de klinker is) duidelijk in de tweede helft uit elkaar gaan lopen. In de eerste helft lopen ze min of meer stabiel min of meer evenwijdig aan elkaar; niet recht evenwijdig natuurlijk, want ik ben geen machine.
Zo kun je dus als spreker op een heel subtiele manier het verschil in woordvorming laten horen. De ui in iets luis loopt een beetje uit alsof hij aan het eind van een woord staat (wat in zekere zin ook zo is). Die in de luis voelt de s als het ware al aankomen en houdt zich gedeisd.
Update 8:55. Jana Luther stuurde me deze opname van zichzelf waarin goed te horen is hoe het verschil ook in het Afrikaans bestaat.
Jan Stroop zegt
Ik zie op het tweede plaatje 't bekende patroon van een tweeklank. Op 't eerste plaatje heeft de klinker veel meer weg van een éénklank (monoftong).
Marc van Oostendorp zegt
Ja, dat is zo. Overigens is het dan meer het 'bekende' patroon van een onechte tweeklank dan van een echte (het lijkt meer op oei dan op ei). Wat dat betreft heeft Jaap Spa dus gelijk met zijn transcriptie.
Marc van Oostendorp zegt
Wat zijn eigenlijk jouw intuïties hierover, Jan? Kun je dit navoelen?
Jan Stroop zegt
Ik hoor ook dat verschil tussen (de) luis en (iets) luis.
Jan Stroop zegt
Hier een plaatje van de ei in 'bij', links uitgesproken met de ABN-ei en rechts met de aai van 't Poldernederlands.
Het verschil tussen luis1 en luis2 is daarmee te vergelijken, dunkt me.
Om 't plaatje te zien: onderstaande LINK selecteren, dan met rechtermuis > Ga naar http…. > met linkermuis klikken.
http://cf.hum.uva.nl/poldernederlands/lakmoesproef/stjohnspaper_lakmoesproef.htm#spectogram
Sybilla Poortman zegt
Is er met 'meer' (dan) en (het) 'meer' niet iets soortgelijks aan de hand? En zo ja, hoe zit dat dan? Of loop ik nou vooruit op de dubbele klinkers in de Klankenencyclopedie?
Grytolle zegt
Ik heb het gevoel dat het in Belgisch Standaardnederlands vrijwel altijd met een j-element wordt uitgesproken (met een w-element klinkt het meteen vrij noordelijk)