Door Marc van Oostendorp
Aan een van de grootste monumenten van de Nederlandse cultuur wordt momenteel in stilte gewerkt. Onlangs verscheen het derde deel van Hans Broekhuis’ gigantische Syntax of Dutch. 635 pagina’s telt alleen al dat derde deel, en het gaat alleen maar over bijvoeglijk naamwoorden en bijvoeglijknaamwoordgroepen. (Het is gratis te downloaden.)
Zoiets gaat kennelijk ongemerkt voorbij in de ‘gevestigde media’ – althans ik geloof niet dat Broekhuis ooit op de radio of de tv is geïnterviewd over dit gigantische werk, of dat er besprekingen zijn verschenen in de kranten. Terwijl het toch een opmerkelijk werk is: zoveel zo dikke delen (alles over het werkwoord moet nog komen, en wie weet hoeveel delen dat nog zijn). De zinsbouw van geen enkele taal is voor zover we weten in zoveel detail beschreven.
Hoe is het mogelijk dat er zoveel details te melden zijn? En dat iedere moedertaalspreker al die details van al die duizenden pagina’s op een bepaalde manier weet – Broekhuis beschrijft alleen het gangbare taalgebruik, niet een of andere norm?
Toen ik het er met Hans Broekhuis een keer over had, raadde hij me aan om eens in de pdf te zoeken op further research.
Dan sla je inderdaad helemaal achterover: ruim zeshonderd pagina’s met wat een Nederlandstalige over bijvoeglijk naamwoorden weet, en nog is lang niet alles beschreven.
Neem bijvoorbeeld de volgende zin op pagina 488:
– Het schilderij hangt hoog boven de stoel.
Zijn hier nu twee bepalingen bij hangen (hoog en boven de stoel) of is het er maar één? En als het er maar één is, is hoog dan een bepaling bij boven de stoel of andersom? Broekhuis wijst erop dat je de volgende twee zinnen allebei kunt zeggen:
– Het schilderij hangt hoog.
– Het schilderij hangt boven de stoel.
Aan welk van de twee is onze eerste zin nu het meest verwant? Daarop werpt misschien de ontleding van een andere zin wat meer licht:
– Het schilderij hangt twee meter boven de stoel.
Nu ontstaat er een duidelijk verschil:
– Het schilderij hangt boven de stoel.
– Het schilderij hangt twee meter. [uitgesloten]
Kennelijk is twee meter dus niet een directe bepaling bij hangen, maar een nadere bepaling bij boven de stoel. Naar analogie hiervan zou je dan kunnen denken dat hoog in de eerste zin ook boven de stoel bepaalt en niet het hangen. Maar Broekhuis zegt dat we dat nog niet helemaal zeker weten, en ik geloof dat dit betekent: niemand weet het precies, het moet nog worden uitgezocht.
Het doet de vraag reiken hoe dik de volledige grammatica van het Nederlands zal zijn die ooit iemand zal schrijven. Hij moet eindig van omvang zijn, want hij past ook in het hoofd van de moedertaalspreker. Maar hij zal nog een stuk dikker zijn dan het magnum opus van Hans Broekhuis, dat nu al zo verbluffend is.
Grunnen zegt
Ik weet niet of ik hiervan had gehoord als de media het hadden opgepikt, maar ik ben blij er hier over te lezen (ik meen er eerder iets over gelezen te hebben, maar zou zo niet weten waar)