door Viorica Van der Roest
Sinds de komst van allerlei digitale vormen van lezen duikt af en toe in de media de vraag op of het papieren, gedrukte boek zal verdwijnen. Hoe zulke dingen gaan, is moeilijk te voorspellen: de komst van televisie heeft de radio niet doen verdwijnen, maar het cassettebandje (hoewel tegenwoordig weer een beetje hip) is toch wel min of meer verdrongen door de cd (die nu ook al weer ouderwets is). Het lijkt me dat het met die boeken voorlopig wel mee zal vallen; digitaal lezen heeft in sommige gevallen nog beperkingen waar je bij het gebruik van een gedrukt boek geen last van hebt.
Toch is er nu iets aan het gebeuren met twintigste-eeuwse boeken, dat overeenkomst vertoont met wat er ooit gebeurde met middeleeuwse perkamenten handschriften. Vele daarvan eindigden in de zestiende en zeventiende eeuw, in stroken of losse bladen gesneden, als verstevigingsmateriaal in de ruggen en banden van andere boeken*. Dat is natuurlijk vanuit het standpunt van een moderne geïnteresseerde in middeleeuwse teksten heel erg zonde, maar de boekbinders die de handschriften versneden, zagen ze als verouderde gebruiksvoorwerpen die niemand meer las (bijvoorbeeld omdat het schrift of de taal verouderd was).
Nog erger dan het versnijden van die handschriften zou het geweest zijn als ze gewoon in de afvalput waren verdwenen. Want dan hadden we ze helemaal niet meer kunnen lezen. Sinds de negentiende eeuw zijn veel van die strookjes en losse bladen van middeleeuwse teksten weer teruggevonden, zodat ze nu bestudeerd kunnen worden; veel Middelnederlandse ridderromans zijn zelfs alleen in deze vorm overgeleverd. Ook de fragmenten van de Parthonopeus van Bloys die ik in het kader van mijn dissertatieonderzoek aan het editeren ben (afkomstig uit wel zes verschillende handschriften), zijn via deze oneerbiedige omweg tot ons gekomen. Dus mij hoor je niet klagen over de praktische inslag van de zestiende- en zeventiende-eeuwse boekbinders.
Terug naar het nu. Sinds enige tijd is het in knutselkringen én in kunstenaarskringen hip om iets van boeken te maken. Kunstenares Lisa Occhipinti volgde zelfs een cursus tot boekbinder om te leren hoe ze boeken vakkundig uit elkaar moet halen. Vervolgens maakt ze er lampen, spiegellijsten en kunstobjecten mee. Ze ziet de boeken waar ze mee werkt puur als voorwerpen, en niet als gegevensdragers.
Als liefhebber van teksten en verhalen voel ik toch wat afkeuring bij het zien van een boek dat onleesbaar is geworden omdat het is omgebouwd tot schemerlamp. Maar denkend aan de stroken Middelnederlandse tekst die we hebben omdat ze indertijd een tweede leven kregen als versteviging van een boekband, ging ik de afbeeldingen van boekenkunst opeens met andere ogen bekijken. Want stel nou dat er over een paar honderd jaar inderdaad nauwelijks meer gedrukte boeken uit onze tijd over zijn; allemaal weggegooid omdat ze toch digitaal beschikbaar zijn. En dan verdwijnen, op één of andere rampzalige manier, alle digitale versies van die boeken ook. Misschien gaan taal- en literatuurwetenschappers (ik ben optimistisch in mijn aanname dat die er dan nog zijn) vervolgens wel al die lampen en spiegellijsten bekijken om aan studiemateriaal te komen. En kunnen ze toch nog een beetje kennis nemen van onze taal, literatuur en cultuur.
Zo bekeken is het wel jammer dat boekenknutselaars vaak boeken gebruiken die niet persé het beste van de literatuur vertegenwoordigen, vaak meer uitgekozen op de mooie band dan op de inhoud. We zouden ze moeten aanmoedigen om het verzameld werk van Goethe om te bouwen tot een kast, of lampen te maken van de gedichten van Achterberg. Dan hebben die toekomstige editeurs en onderzoekers tenminste iets goeds te bestuderen. Alleen mijn exemplaren krijgen ze niet.
*Zie hierover: J.A.A.M. Biemans, ‘Oortjes, hartstrookjes en rugbeleg. Over het gebruik van perkament uit middeleeuwse handschriften in boekbanden van de vijftiende tot de zeventiende eeuw, gedemonstreerd aan fragmenten van de Spiegel historiael.’ In: E Codicibus Impressisque. Opstellen voor Elly Cockx-Indestege ter gelegenheid van haar vijfenzestigste verjaardag. Leuven 2004. Deel 3, Miscellanea Neerlandica XX, p.3-24.
Laat een reactie achter