“Dit is al een paar jaar gaande,” schrijft iemand op het Meldpunt Taal, “maar steeds meer hoor ik bij woorden met drie of meer lettergrepen de klemtoon op de eerste lettergreep: cùlturele hoofdstad, Débussy, ìdeale partner, spèctaculaire show. En gisteren (12-06-2913) 3 x in het Tropenmuseum-item tijdens Eén Vandaag: pòlitieke besluitvorming, vòòrmalige koloniale gebieden, cùlturele erfgoed.”
Het is een verschijnsel dat al enige tijd bestaat – een verschijnsel dat in 1982 een Nederlandse naam kreeg, toen de taalkundige Ron van Zonneveld (1942-2012) het ‘de ritmische hangmat’ noemde. Hij gebruikte weliswaar niet precies dit soort voorbeelden, maar ze vallen wel makkelijk in die dertig jaar oude theorie te passen.
Die naam hangmat is aardig gekozen.
Hij beschrijft een voorkeur om in ieder lang woord of ieder zinsdeel twee lettergrepen te kiezen – een helemaal aan het begin en een helemaal aan het eind – waar klemtoon ligt. De overige lettergrepen hangen daar dan zo’n beetje lui tussen. In de praktijk ligt in het Nederlands de hoofdklemtoon vaak aan het eind. Dat betekent dat er een forse bijklemtoon aan het begin komt.
Je vindt het binnen woorden. In het woord Constantinopel ligt de hoofdklemtoon op ó. Er komen dan twee lettergrepen voor bijklemtoon in aanmerking. Het meest ritmisch zou zijn bijklemtoon op stan, want dan bestond het woord uit een regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen: con-stán-ti-nó-pel, te-dam-te-dam-te. Dat is echter niet wat we zeggen. In plaats daarvan leggen we een forste bijklemtoon lekker ver weg van de hoofdklemtoon: cònstantinópel. Dat is het principe van de hangmat.
Dat zelfde principe is aan het werk in de voorbeelden die op Meldpunt Taal genoemd worden.
(a) culturéle hóófdstad
(b) cúlturele hóófdstad
Voorbeeld (a) is ‘zoals het eigenlijk zou moeten’ (cultureel heeft de klemtoon waar die ook zou staan als je het woord apart uitspreekt), maar (b) krijgt kennelijk de voorkeur omdat het zo’n hangmat creëert.
Opvallend is dat het in al die gevallen (behalve Debussy, maar dat lijkt me ook wat anders) gaat om een bijvoeglijk naamwoord gevolgd door een zelfstandig naamwoord. De verschuiving gebeurt alleen in dat soort zinsdelen. Je hoort wel cúltureel érfgoed, maar niet dat is cúltureel. Dat is dus precies te verklaren: in het laatste geval is er geen reden voor klemtoonverschuiving.
Wat is nu de reden dat de klemtoon cúltureel érfgoed wel verschuift? Waarom houden we van die hangmatten? Je zou kunnen speculeren dat klemtoon altijd een signaaltje geeft aan de luisteraar dat hier een nieuw woord of een nieuwe woordgroep begint. Door een woordgroep van een hangmat te voorzien, laat je dus horen dat die woorden bij elkaar horen, dat de luisteraar ze in hun onderlinge samenhang moet begrijpen.
Laat een reactie achter