Volgens Schoonheim zijn de motieven die er gebruikt werden om een naam te geven: er woonde een prominente persoon (Janvossensteeg), er werd een beroep uitgeoefend (Mandemakerssteeg), de straat leidde naar een belangrijk gebouw (Schoolsteeg) of hij had een opvallende eigenschap (Donkersteeg).
Uit zo’n laatste categorie kun je van alles leren: wat zijn dat bijvoorbeeld voor eigenschappen die zo opvallend waren dat ze aan een steegnaam bleven hangen? Meestal blijken dat negatieve eigenschappen te zijn: Donker-, Slik- en Stinksteeg (de laatste heet tegenwoordig William Brewstersteeg, naar de Pilgrim Father die er woonde). Er is weliswaar ook een Paradijssteeg, maar Schoonheim speculeert erop dat die naam misschien wel ironisch was. De enige positieve naam is dan Groenesteeg, die vroeger voor een deel door het groen liep – maar vermoedelijk is de positieve connotatie van groen er ook alleen maar een van de laatste paar jaar.
De meest raadselachtige naam van Leiden is volgens Schoonheim de Kabeljauwsteeg. Niemand weet waarom dat straatje zo heet. Tot 1871 werd hij Borresteeg genoemd (van borne, bron). In 1871 besluit de gemeente om onduidelijke redenen dat te veranderen in Kabeljauwsteeg. In 1872 praat een enkeling nog weleens van Borresteeg, maar na 1873 is de nieuwe naam Kabeljauwsteeg ineens door iedereen geaccepteerd. Waarom?
Op 8 juni presenteert Tanneke Schoonheim haar boek in Kooyker – De Slegte in Leiden.
Isabella Massardo zegt
Oh, maar in Amsterdam hebben we ook een leuk steegje: Gebed zonder end (http://nl.wikipedia.org/wiki/Gebed_zonder_End)