Mart Smeets is de schoolmeester van Nederland. Dat ga ik bewijzen.
Op school zitten pubers de hele dag een stel volwassenen te observeren – alles wat zo iemand zegt of doet wordt genadeloos geobserveerd en ontleed en bediscussieerd en belachelijk gemaakt.
Iedere schoolkrant heeft een rubriek waarin de grappigste uitspraken van de raarste leraren op een rijtje worden gezet. (“Dhr. De Vries tegen een jongen die bomen heeft getekend: “En wat moet dat voor stellen WC borstels?”) Precies datzelfde bestaat op een landelijke schaal voor Smeets:
een Wikiquote-pagina met klassiekers als “Ik ga nu iets heel geks zeggen”. Die pagina wordt kennelijk vrijwel iedere avond bijgewerkt. Er is ook een Mart Smeets-generator die eindeloos nieuwe quotes genereert (“De bolletjestrui van Johnny Hoogerland. Waar was u toen? Weet u dat nog?”) Ook kun je T-shirts bestellen met “diep diep respect”.
Het is niet gek dat Smeets zo wordt benaderd. Zoals leerlingen in de klas, zo zit de kijker van de Avondetappe ook veilig op stoel (‘met het bord op schoot’) de bovenmeester te observeren.
Een analyse van Onze Taal-redacteur Kees van der Zwan gaat ook vooral in op het woordgebruik van de favoriete leraar. Maar er valt wel meer over te zeggen.
Zo is Smeets een meester van de toonhoogte. Neem een willekeurige aflevering van de Avondetappe (bijvoorbeeld deze). Die begint altijd met een monoloogje, waarna er een interview komt. In dat monoloogje klinkt Smeets heel anders dan in het tweegesprek. Zijn toon is een stuk lager, en bovendien. Hakt hij zijn zinnen. Voortdurend. In heel korte stukjes.
Dat klinkt heel erg pedagogisch, en ik vermoed dat dit ook de bedoeling is. Terwijl het tegelijkertijd hetgene is dat de spotlust opwekt – het oude gevoel van opstandigheid tegen de leraar.
Zodra hij begint te interviewen doet Smeets dat niet meer. Zijn gemiddelde toon wordt een stuk hoger, en zijn zinnen vloeien meer. Hij communiceert duidelijk meer, behalve misschien als hij een beetje neerkijkt op de geïnterviewde.
Maar Smeets heeft nog een derde register, dat van het commentaar. Daar hakt hij zijn zinnen niet, maar rijgt hij ze juist aaneen, op een constante, vrij hoge toon. Hij maakt dan gigantische zinnen, aaneengeregen door en, maar en want.
Julien Simon rijdt voor die hele kleine Franse ploeg en die gaat ervantussen en dan krijgt hij een metertje of twintig maar dan halen ze hem terug en dan krijgen we een sprint – niet meer met achttien, want de twee oude meesters Voigt en Miller zijn er niet meer bij – en dan denk je toch “Rojas, Rojas, hoe kan je het makkelijker krijgen?”, maar hier heeft hij nog geen aansluiting, en hier nog steeds niet, Rojas.
Hoewel hij hier onafgebroken aan het woord is, hebben deze passages de minste citaten voor T-shirts of Wikiquote opgeleverd. Dit zijn de momenten waarop de leerlingen niet lusteloos op zoek zijn naar alles wat ‘grappig’ is, maar worden meegesleept in zijn verhaal.
Laat een reactie achter