Van sommige recensies van boeken die je zelf gelezen hebt, kijkt een mens op. Voor mij was het venijnige artikel dat Jaap Goedegebuure schreef over Thomas Vaessens in Trouw van dit weekeinde, een voorbeeld. Ging dat wel over hetzelfde boek dat ik gelezen had?
De lezer van dit weblog weet inmiddels wel dat Thomas Vaessens een boek heeft geschreven dat Geschiedenis van de Nederlandse literatuur heet. Fabian Stolk, Gert de Jager en ik hebben er hier al over geschreven. Goedegebuure ziet er echter iets heel anders in dan wij: een grootscheepse polemische aanval, een reden om in woede uit te barsten. Wat heeft Vaessens misdaan?
Ik zie dat niet. Goedegebuure beschuldigt Vaessens van allerlei dingen die hij niet hard maakt en in mijn ogen niet hard kan maken. In mijn ogen gaat hij daarin te ver.
De kern van Goedegebuures bezwaar is dat Vaessens “zich stevig [afzet] tegen oudere collega’s”, die tot een “vergrijzende kennersgemeenschap” zouden behoren, door wiens “pretenties” “de door hen beoefende literatuurwetenschap (…) volkomen achterhaald geraakt” zou zijn. Daarbij zet hij een “karikaturaal” beeld neer van die oudere collega’s in een geschrift dat “polemisch en denigrerend” is. Zelf kent Vaessens ondertussen zijn zaakjes niet: er is sprake van “gebrekkig huiswerk”, van “fouten, misgrepen en tekortkomingen”. Bovendien giet hij “belegen wijn over in (…) zakken van een doorleefde ouderdom” en verkondigt ideeën die “al decennia lang worden uitgebazuind en onderschreven”.
Oef. Het rare, is: ik zie dat polemische en denigrerende nergens. Ik zie nergens dat Vaessens zegt dat wat zijn collega’s doen volkomen achterhaald is, dat ze “vergrijzen”, of dat ze uit zijn op het “veroveren en consolideren van machtsposities”. Wie bijvoorbeeld Goedegebuure opzoekt in de index vindt drie volkomen neutrale verwijzingen naar inzichten die de Leidse emeritus-hoogleraar ergens heeft gepubliceerd.
(Toen ik er een andere letterkundige op Twitter naar vroeg, schreef deze dat Vaessens kritiek “impliciet” kon zijn, maar hij gaf toe het boek zelf nog niet gelezen te hebben. En “impliciete” kritiek lijkt me in ieder geval iets anders dan polemisch en denigrerend.)
Natuurlijk, Vaessens wil iets nieuws doen, hij stelt een (relatief) nieuwe manier voor van naar de literatuurgeschiedenis kijken. Hij bouwt daarbij voort op allerlei bestaande inzichten (iedereen begrijpt dat de romantiek nog altijd doorwoedt in sommige hoeken van de literatuur), maar hij plaatst ze samen in een nieuw en, geloof ik, origineel kader, dat bovendien aansluit bij theorievorming in andere wetenschapsgebieden (zoals de sociale wetenschappen). Door iets nieuws te doen, zet je je impliciet af tegen het voorafgaande: maar je kunt ook zeggen dat je voortbouwt op dat voorafgaande. Ik zie echt nergens dat Vaessens iets anders pretendeert dan dat.
Ook van die ‘fouten, misgrepen en tekortkomingen’ geeft Goedegebuure weinig echte voorbeelden. “De slogan l’art pour l’art is niet gemunt door Théophile Gautier, maar door Victor Cousin” is het meest concrete. Tegelijkertijd lijkt hij me enigszins twijfelachtig; de zinsnede is misschien niet ‘gemunt’ door Gautier, maar wel door hem tot ‘slogan’ verheven. Dat van dat ‘munten’ zegt Vaessens geloof ik ook niet (althans, ik kan niet vinden waar hij dat zou zeggen.) Bovendien hing het idee indertijd in de lucht, zodat het mij moeilijk te bewijzen lijkt dat Cousin hem wél gemunt heeft.
Waarom heeft Goedegebuure deze faux pas gemaakt? Waarom zo woedend reageren op een boek, waarbij je nauwelijks ingaat op dat boek zelf maar vooral op allerlei dingen eromheen? Ik begrijp er niets van.
Het ironische is dat Vaessens, die in zijn boek onder andere af te stappen van een kijk op de literatuurgeschiedenis waarin iedere generatie schrijvers de vorige naar de vuilnisbelt verwijst, om die reden nu zélf van een lid van de vorige generatie te horen krijgt dat hij vadermoord probeert te plegen.
Het levert natuurlijk leuk spektakel op in de zaterdagkrant, maar met een serieuze discussie over je vak heeft het weinig te maken.
JD zegt
Waarschijnlijk behoort Goedegebuure tot een vergrijzende gemeenschap van kenners, door wiens pretenties de literatuurwetenschap verwordt tot een volkomen achterhaald vakgebied.
Marc van Oostendorp zegt
Maar het punt is: die term 'vergrijzende kennersgemeenschap' kan ik zelfs niet terugvinden in Vaessens boek.
Gert de Jager zegt
Op p. 418:
Zeker, er zijn kringen waarin men een taal spreekt die niet meer van deze wereld is. Die zijn er niet alleen in sommige segmenten van de literatuur (de vergrijzende kennersgemeenschap), maar die zijn er in alle geledingen van de cultuur en de maatschappij. De taal die in zulke gesloten en dus uitstervende gemeenschappen wordt gesproken, is op weg een dode taal te worden. Tegelijkertijd zijn er andere gemeenschappen, die meer openstaan voor taalcontact, waarin de taal (bijvoorbeeld die van de literatuur) zich wel ontwikkelt.
Krupke zegt
Een door Vaessens opgenomen citaat dat ik toevallig checkte, over De Génestet, bleek enigszins uit zijn verband gehaald, op zo'n manier dat het beter in V's betoog paste. Beetje op t randje.
Marc van Oostendorp zegt
Ah, juist. Tegelijkertijd kan ik hier moeilijk een polemische aanval op de gevestigde orde in de literatuurwetenschap in lezen.
Marc van Oostendorp zegt
Om welk citaat gaat het? Op welke pagina in Vaessens boek?
Gert de Jager zegt
Ik ben daar niet zo zeker van. Uit Goedegebuures reactie blijkt hoe dan ook dat hij een belanghebbende is in een discussie. Trouw had Vaessens' boek nooit (alleen) door hem moeten laten bespreken.
anne feddema. zegt
Men heeft het hier maar over ' wiens ' pretenties…maar dat moet toch echt wier zijn…of van wie…ben je van alles af.
Anoniem zegt
Het wordt tijd dat in Trouw een artikel geschreven wordt dat recht doet aan dit inspirerende boek van Vaessens. Over de venijnige auteur kan wellicht gezegd worden dat ouder worden nu eenmaal moeilijk is.
Marc van Oostendorp zegt
Waarom doet u dit soort uitspraken anoniem? Is het niet wat erg gemakkelijk om op deze manier zulke venijnige kritiek te leveren?