Veel van de benamingen op ’t kaartje worden waarschijnlijk niet meer gebruikt. De gegevens voor de kaart zijn namelijk (o.a. door de Universiteit van Gent en door ’t latere Meertens Instituut) verzameld gedurende een lange periode, die voor een deel ook al lang geleden is, namelijk tussen 1925 en 1982. De kaart geeft dus een beeld van een situatie uit ’n voorbije tijd. Tegenwoordig zegt bijna iedereen vlinder. Dat woord leren we op school en daardoor raken alle dialectwoorden op de achtergrond en vervolgens verdwijnen ze helemaal. Dankzij die dialectenquêtes zijn ze op papier bewaard gebleven. Gelukkig maar want ’t zijn interessante woorden die ons over ’t verleden vertellen.
De oudst bekende naam is kapel, dat in 1367 opgetekend is. Uit de gegevens uit oude bronnen is op te maken dat kapelvroeger algemeen in gebruik geweest is, zeker in het tegenwoordige Nederland. Multatuli gebruikt ’t nog, omstreeks 1870: “Eene kapel zweefde hoog, hoog, in de lucht”. Trouwens ook ’t kaartbeeld wijst daar al op. Je ziet een echt kapel-gebied in de Randstad, maar ook overal elders in Nederland vinden we nog restanten van kapel, meer nog dan de kaart laat zien. Dat komt ook overeen met de informatie die Kiliaan in 1599 geeft van kappel en kapelleken: hij trof die namen aan in Holland en Friesland. Andere bronnen noemen ook nog Gelderland en Limburg .’t Woord kapel gaat terug op het Middellatijnse cappa‘mantel’; ’t is daar een verkleinvorm van. ’t Nederlandse kapelleken is dus eigenlijk dubbelop. De naam kapel is natuurlijk ingegeven door de overeenkomst tussen een rijkversierde cappa en de kleuren van de vlinders.
‘t Woord kapel is sterk achteruit gegaan door de opkomst van vlinder dat ook nog eens de benaming van de standaardtaal werd. Vlinder komt tegenwoordig in heel Nederland voor, maar is op de kaart nog maar sporadisch te zien in Zeeland en vrijwel niet in Zuid-Limburg. Ook in Vlaanderen is vlindernagenoeg afwezig. Wel kent Vlaanderen een verbluffend groot aantal benamingen die allemaal op een of andere manier woord-evolutionair gezien verwant zijn met vlinder. Een kleine selectie: fiefouter, flikflodder, vliegentier, vliewouter, fliefluiter, vliegenbouter en wijwouter. En er zijn er nog meer, die soms maar in een paar plaatsen gebruikt worden. Al deze namen komen voor in de gebieden die op de kaart met de hoofdtypes flieflouter en flikketeer weergegeven zijn.
Opvallend bij de meeste van deze benamingen, hoe grillig gevormd ze ook zijn, is dat ze toch vaak de medeklinkercombinatie fl– bewaard hebben. Ook snuffel hoort er uiteindelijk bij al heeft hier ‘t gedrag van de vlinder, die graag in bloemen snuffelt, de woordvervorming misschien mede gestuurd. Die fl wijst erop dat de namen van dit type terug gaan op een Indo-europees werkwoord voor ‘fladderen’, waar trouwens ook fladderen zelf van af stamt. En ook ’t woord vlinder komt daar vandaan.
De groep namen met de grondbetekenis ‘fladderaar’ kan zelfs nog uitgebreid worden, want ook de benaming pepel en zijn varianten stammen van datzelfde Indo-europese werkwoord af dat oorspronkelijk met een pbegon. Zo’n p werd in de Germaanse talen doorgaans een f of v. Zie bijvoorbeeld pater naast vader. Het verschil tussen de pepel-groep en de fladder-groep is dat pepel niet verGermaanst is omdat het via het Frans, papillon, van het Latijn vandaan komt, dat al die p’s behouden heeft. Het dichtst bij de oude vorm papillon staat de variant poppelontjedat rondom Brussel voorkomt. De varianten in het pepel-gebied zijn: pepel zelf, dat ’t meest gebruikt wordt, en verder peper, pemel, pimpel, enzovoorts.
In het zuidwesten komen namen voor waarvan boter– het eerste deel is. Misschien houdt de naam verband met boter, denk aan het Engelse butterfly, of is ie het resultaat van een volksetymologische vervorming van bouter uit de fladder-groep.
Kiliaan (1599) noemt ook nog penne-voghelen situeert die naam in Gelderland en Kleverland, waar dat woord ook in de vorm pannevogel volgens de kaart nog gezegd wordt. Vogel voor een vliegend insect komt meer voor. Bij penne-, waarvan Kiliaan ook nog de variant pelle– geeft, wordt wel gedacht aan een vervorming van kapellevogel tot pellevogel tot pennevogel tot pannevogel. De meest actuele naam is natuurlijk zomervogel vanwege ’t afgelopen zonovergoten weekend van begin augustus. Maar de naam bestaat minstens al sedert 1515: ein somervogel of pellevoghel.
Uil moet eerst de naam voor de nachtvlinder geweest zijn. Die heet zo vanwege overeenkomst in gedrag met de uil door ook vooral snachts te opereren. De tweede-prijswinnaar uit de vlindertelling van afgelopen weekend, de gamma-uil, is eigenlijk ook een nachtvlinder. Blijkbaar verschijnen nachtvlinders ook wel eens overdag en zo kan hun naam overgedragen worden op de dagvlinders.
Wat dat roe in roevogel betekend heeft, is niet bekend. Sommigen veronderstellen dat ’t een oud woord voor ‘rups’ geweest is. Niet zo’n gekke gedachte. Een roevogel zou dan dus letterlijk een vogel zijn die uit een rups ontstaan is, wat bij vlinders gemeenlijk ’t geval is.
(Herziene tekst en kaart komen uit de Dialectatlas van het Nederlands (red. Nicoline van der Sijs), Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2011; de kaart is door Jan Stroop ontworpen en uitgevoerd door Geografiek)
Maarten van der Meer zegt
Lieve zuster Ursula
ik ga naar Amerika
Dat is't ware kapellenland
Ik schrijf je dit met eigen hand
En blijf evenals voorheen
je getrouwe Prikkebeen
Jan Stroop zegt
Dank. Dit versje is toch van J.J.A. Gouverneur uit 1858?
Michiel de Vaan zegt
Leuk! Pepel komt niet "via het Franse papillon" maar rechtstreeks uit Latijn papilio, wat o.a. de i-umlaut (a > e) en de klemtoon (als in het Latijn, niet als in het Frans) laten zien. Zie https://fuzzy.arts.kuleuven.be/rewo/vlinder.htm, waarnaar je ook verwijst.
Jan Stroop zegt
Je hebt natuurlijk gelijk. Alleen dat 'poppelontje' is uit 't Frans, zoals klinker en klemtoon laten zien.