Door Maarten van der Meer
“Gekanker over kanker-onderzoek”, kopte De Sumatra Post in 1931. Wat destijds niet meer dan een flauwe woordspeling was, zou een krant nu op boze ingezonden brieven komen te staan.
Als je het probleem niet ziet, dan ben je waarschijnlijk niet meer de jongste. Meestal nemen ouderen meer aanstoot aan stevig taalgebruik dan jongeren, maar bij kankeren is het omgekeerd. Babyboomers gebruiken dit woord voor ‘morrend mopperen’ nog vrij neutraal, terwijl jongeren het als erg grof ervaren. Ikzelf (30) zou het ook nooit gebruiken.
Een reactie op FOK!forum illustreert deze generatiekloof heel mooi:
“Zelf wil ik ook nog wel eens kanker als scheldwoord gebruiken, wat mijn ouders niet goed vinden natuurlijk maar zelf zeggen ze wel gekanker. Als ik daar dan iets van zeg zeggen ze dat het een normaal woord is. Gekloot en gezeik mag ik ook niet zeggen want dat zijn dan wel scheldwoorden. Beetje double standard lijkt me.” Margriet Schetselaar-van der Peet beschrijft op haar blogde verbijstering van haar dochter als haar leraar zijn leerlingen verwijt dat ze “lopen te kankeren”: “die man is al zeker vijftig. Zoiets doe je toch niet als je al zo oud bent. Dat zeg je toch niet tegen kinderen?!”
“Zelf wil ik ook nog wel eens kanker als scheldwoord gebruiken, wat mijn ouders niet goed vinden natuurlijk maar zelf zeggen ze wel gekanker. Als ik daar dan iets van zeg zeggen ze dat het een normaal woord is. Gekloot en gezeik mag ik ook niet zeggen want dat zijn dan wel scheldwoorden. Beetje double standard lijkt me.” Margriet Schetselaar-van der Peet beschrijft op haar blogde verbijstering van haar dochter als haar leraar zijn leerlingen verwijt dat ze “lopen te kankeren”: “die man is al zeker vijftig. Zoiets doe je toch niet als je al zo oud bent. Dat zeg je toch niet tegen kinderen?!”
Krantenlezers beklagen zich de laatste jaren regelmatig over het gebruik van kankeren, dat in de geschreven pers vaak voorkomt. “Ik vind dat een journalist dit woord in dit verband echt niet kan schrijven”, schreef iemand in 2004 aan De Gelderlander.
Het nieuwe taboe op kankeren staat in contrast met het verdwenen taboe op kanker als ziekteaanduiding. Eufemismen als kaen de gevreesde ziekte ken ik alleen van de hoogbejaarden bij wie ik in mijn studententijd schoonmaakte. Als versterkend voorvoegsel is kanker tegenwoordig het grofste in zijn soort: kankerwijfis erger dan tyfus-, tering–, takke-, pleuris-, klere– of kutwijf. Hoe dat pakweg vijftig jaar geleden was, weet ik niet.
Het gebruik van het voorvoegsel kanker is naar mijn idee wel sterk toegenomen. Rond de millenniumwisseling viel me al op dat onderbouwers het veel vaker gebruikten dan leerlingen uit mijn zesde klas. Jongeren op straat lijken het te pas en te onpas te gebruiken, ook in positieve zin (“kankergrappig”). In mijn tijd was dat echt niet zo. Hoe dit samenhangt met de taboeïsering van het woord weet ik niet. Is het gebruik toegenomen doordat het taboe wegviel of juist doordat het groter werd?
Hoe dit ook zij, kankeren, in 1908 nog omschreven als “Een prachtig woord, want waarachtig, het is een kanker, dat eeuwigdurende mopperen en brommen en klagen”, is in het verdomhoekje aan het raken. Ik ben benieuwd naar de mening van lezers. Vind jij kankeren neutraal of grof? En wat is volgens jou de oorzaak van de veranderende gevoelswaarde?
Marten zegt
Grappig, ik (28) heb niet zo'n probleem met het woord kankeren en gebruik het ook zeker wel. Misschien scheelt het dat ik uit Den Haag kom (maar jij opzich ook): ook het woord kanker werd/wordt daar als versterkend woord veelvuldig gebruikt. Ook door mij, vroeger. Ik weet nog hoe verbaasd ik was toen ik in Utrecht ging studeren en erachter kwam dat het niet erg werd gewaardeerd wanneer ik zei dat ik het college "kankersaai" vond. Dat heb ik toen maar snel afgeleerd. Maar kankeren, niks aan de handa.
Maarten van der Meer zegt
Ik heb zelf niets tegen "kankeren" (al behoort het niet tot mijn actieve woordenschat), maar het gebruik ervan kan wel helemaal verkeerd vallen. Je kunt dan zeggen: "Zeik niet, het is een neutraal woord" of je aanpassen en accepteren dat het dat lang niet voor iedereen meer is. Eigenlijk hetzelfde als met "neger".
Zou "kanker" typisch Haags zijn? Ik moest meteen denken aan Haagse Harry en de filmpjes van Haagse Sjonnie: http://www.youtube.com/watch?v=akFSisrM9FQ
Ik kan me nog goed herinneren dat mij op school opviel dat onderbouwers voortdurend kanker gebruikten, terwijl dat in mijn jaarlaag veel minder was. Hoe representatief (of zelfs juist) die waarneming is, weet ik natuurlijk niet.
Natuurlijk gebruik ik het ook wel eens ("Kanker op man", als iemand me afsnijdt), maar "kankersaai" heb ik volgens mij nooit gezegd.
Marten zegt
Ja, precies daarom gebruik ik het dus ook niet vaak, men passe zich toch aan de publieke opinie aan. Ik heb net zoiets met kenau: vind ik prima, betekent voor mij gewoon sterke vrouw, maar de meeste vrouwen die ik zo noem slaan me dan tóch in mn gezicht.
Ja, het is inderdaad erg Haagse Harry, misschien dat we daardoor werden beinvloed? Het waren toch welopgevoede Benoordenhoutjongelui die dat woord bezigden. Maar of het typisch Haags is, daar moet iemand onderzoek naar doen. De geografische verspreiding van scheldwoorden, knap interessant!
Maarten van der Meer zegt
Mijn vriendin zegt net dat in haar klas (zelfde school, vier jaar onder mij) heel veel kanker werd gezegd. Dat deel van mijn observatie klopt dus in ieder geval 🙂
Ze herinnert zich dat ze in groep 5 "O o Den Haag" van Harry Klorkestein hoorde, waar natuurlijk in voorkomt: "Lekker kankeren op Theo van der Burch, en die lange Van Vianen". Dat maakte diepe indruk. Dus ook weer een kind dat gechoqueerd was door het helemaal niet aanstootgevend bedoelde "kankeren".
Alex zegt
Zo'n vijftien tot twintig jaar geleden las ik een stripverhaaltje van de smurfen waarin een van de smurfen iets zei als: 'ze lopen ook altijd te kankeren'. (Het was niet eens Moppersmurf…) Ik weet nog dat ik dat heel grof vond en het woord niet in een kinderblad vond thuishoren, omdat 'bij ons' op alle 'ka-woorden' een taboe rustte; die woorden waren niet oké en er stond een serieuze straf op (zonder avondeten naar bed!). Daarbij werd geen onderscheid gemaakt tussen een zelfstandige uitroep (‘kanker!’), voorvoegsel (‘kankerzooi!’) of werkwoord (als in het smurfenvoorbeeld). (Trouwens, is een voorvoegsel/prefix niet altijd een gebonden morfeem? ‘Kanker’ is dan eerder een grondwoord in een samenstelling.)
Wellicht is de afkeur van het werkwoord ‘kankeren’ ontstaan door het toenemende gebruik van het voorvoegsel of de zelfstandige uitroep, dat door veel taalgebruikers immers wordt afgekeurd.
Een andere, minder taalkundige verklaring (en een wilde gok…) zou kunnen zijn dat in de tweede helft van de twintigste eeuw grootschalig onderzoek (zoals het bevolkingsonderzoek borstkanker) naar kanker werd uitgevoerd, er meer over de ziekte bekend werd en er meer mensen, direct of indirect, mee te maken kregen. Daardoor zou ook de gevoelswaarde van ‘kankeren’ veranderd kunnen zijn.
Maarten van der Meer zegt
Waarom heet Moppersmurf eigenlijk niet Kankersmurf?
Ook in het Suske en Wiske-album "De mysterieuze mijn" komt het woord 'gekanker' voor. Uit een recensie op beslist.nl: "Paul Geerts laat ook in dit album zien dat hij een waardige opvolger is van Vandersteen. Al is het woord gekanker een grove blunder in de tekst. Dit hoort totaal niet thuis in een Suske en Wiske album."
Over de status van 'kanker' in 'kankerzooi': Volgens mij is het wel degelijk een prefix omdat het in de bedoelde betekenis (versterking van het tweede lid) niet zelfstandig kan voorkomen. Het eerste lid van 'kankerzooi' is iets anders dan dat van 'kankerbestrijding'.
Kippetje Kakelbont zegt
M.i. is de (on)toelaatbaarheid van het gebruik van het woord kanker of kankeren, afhankelijk van de betekenis van hetgeen wordt gezegd. Als "kanker" als een op zichzelfstaande krachtterm wordt gebruikt verdient dat geen schoonheidsprijs. Het uiten van krachttermen is, hoe gebruikelijk ook, op zichzelf al niet netjes en 'kanker' vind ik kwalijker dan bijvoorbeeld 'shit'. Erger wordt de toepassing in scheldwoorden als kankerlijer, omdat gesuggereeerd wordt dat iemand met deze ziekte een inferieur persoon is. Ik vind dit een bijzonder akelig scheldwoord (ook voor Hagenezen). Verwensingen "krijg de kanker" zijn ook volstrekt ontoelaatbaar. Dit hangt uiteraard samen met de ernst van de ziekte.
Met het werkwoord 'kankeren' heb ik minder moeite. Het duidt m.i. namelijk op de (akelige) eigenschappen van de kankercellen zelf en dus niet op die van de patient. Die eigenschappen zijn bekend. Kankercellen zaaien uit, zijn moeilijk te bestrijden en hebben een vernietigende uitwerking. Ter illustratie: als klagen en mopperen (bijvoorbeeld op de werkvloer) verwordt tot kankeren (deze woorden zijn m.i. dus niet synoniem), heeft dat (om hetzelfde voorbeeld te gebruiken) uiteindelijk een vernietigende uitwerking op de werksfeer en, als het niet grondig wordt aangepakt, uiteindelijk op de organisatie als geheel. Mits goed (en dus niet te lichtvaardig) gebruikt, kan de parallel treffend zijn. Dat neemt niet weg dat ik het werkwoord persoonlijk nooit zou gebruiken, omdat het ondanks het bovenstaande toch kwetsend kan worden ervaren door derden.
Maarten van der Meer zegt
Dergelijke vergelijkingen met kanker kwamen vroeger inderdaad vaak voor ("wijl het menschdom doorkankerd is van het kapitalisme"). Daar is op zich, zoals je zegt, niets grofs of kwetsends aan. Maar wie zou vandaag nog zeggen dat iets een "kankerend kwaad" is?
De vraag blijft waarom dit gebruik van kanker(en) in toenemende mate als onaanvaardbaar wordt beschouwd.
Kippetje Kakelbont zegt
Een plausibel antwoord op die vraag geeft Alex (hiervoor) waar hij suggereert dat de afkeur is ontstaan door het toenemende gebruik van het voorvoegsel of de zelfstandige uitroep, dat wel op zichzelf grof of kwetsend is. Ik zou in diezelfde lijn willen toevoegen dat kankeren als werkwoord wellicht te vaak ten onrechte als synoniem voor mopperen is gebruikt of anderszins te lichtvaardig is gebruikt. Op dat soort gevoelige vergelijkingen komt dan een taboe te rusten. Een duidelijk voorbeeld hiervan, maar dan op andere schaal, is de taboe die rust op het maken van vergelijkingen tussen hedendaagse populistische politieke standpunten en nazi-duitsland. De oorzaak van dat taboe is uiteraard tweeerlei. In de eerste plaats is het maken van de vergelijking vaak ongepast richting de hedendaagse populist. In de tweede plaats is het maken van zo'n vergelijking riskant uit oogpunt van pieteit met de slachtoffers van het nazi-regime. De vergelijking kan worden opgevat als een onderschatting van de slechtheid van dat regime.
Alex zegt
Dat lijkt voor kanker + adjectief ('kankersaai', maar ook 'kankergrappig') inderdaad zo te zijn, maar geldt het ook voor kanker + substantief? Mijn voorbeeld ('kankerzooi') is wat onhandig gekozen, want 'zooi' is in dezen net als jouw voorbeeld ('wijf') pejoratief en dan zou het voorvoegsel versterkend kunnen werken, in tegenstelling tot bij een normale samenstelling als 'kankeronderzoek'. Wat m.i. interessante gevallen zijn, ook met het oog op jouw tekst – hoewel die uiteraard over 'kankeren' gaat, zijn de gevallen ertussen, zoals 'kankerboek' en 'kankerschool' (in lijn met ‘teringdag’, ‘tyfusweer’, ‘pleurisboek’ etc.), waarbij er geen sprake is van een pejoratief kernwoord. Het lijken me samenstellingen waarbij het eerste lid niet versterkend, maar (negatief) kwalificerend werkt.
PS Over de gevoelswaarde van 'kanker'/'kankeren': tot mijn verbazing levert zelfs het typen van dit stukje een enigszins akelig gevoel op.
Maarten van der Meer zegt
Je hebt gelijk dat 'negatief kwalificerend' de lading beter dekt dan 'versterkend'. Versterkend is het alleen als het grondwoord al negatief is. Maar dat is weer iets anders dan de vraag of kanker het eerste lid van een samenstelling of een voorvoegsel is 🙂
Maarten van der Meer zegt
Toevoeging: Dat geldt alleen voor zelfstandige naamwoorden (zelfstandignaamwoorden kan voor mij ook prima, maar daar komen rode kringeltjes onder ;-)), want zoals je al zegt is 'kanker' in 'kankergrappig' niet negatief kwalificerend.
Maarten van der Meer zegt
Die parallel is heel interessant, maar suggereert wel dat het woord 'kankeren' altijd al enigszins gevoelig lag. Dat blijkt mijns inziens niet uit oude voorbeelden, maar zoiets goed inschatten is natuurlijk lastig.