Als u dit leest, ben ik bijna of net klaar met het leegruimen van mijn UvA werkvertrek. Sinds de opening van het P.C. Hoofthuis op 19 september 1984 heb ik op de vierde etage een éénpersoonskamer van iets meer dan 10 vierkante meter met uitzicht op het Singel tot mijn beschikking gehad. Het was even wennen in deze onconventionele creatie van architect Theo Bosch (1940-1994), maar in de loop der jaren ben ik ervan overtuigd geraakt dat dit een geniaal gebouw is. Zolang er geen brand uitbreekt …
Het leegruimen van een kamer die in de loop van bijna 30 jaar gevuld werd, is zwaar, onaangenaam en somber stemmend werk. Boeken zijn zwaar, albums met foto’s van handschriften en drukken zijn nóg zwaarder, maar het allerzwaarst is het weggooien van boeken, tijdschriften en vooral begeleide scripties die je niet kunt meenemen naar een volgende werkplek, en die daarom een zeemansgraf krijgen in een papiercontainer.
Terwijl de planken kaalgeschoren worden, komt je hele wetenschappelijke leven voorbij en af en toe een tekst of onderwerp waaraan je nog niet was toegekomen. Bijvoorbeeld de Historie van Urbaen, zoals gedrukt door de weduwe van Jacob van Liesveldt te Antwerpen z.j. met een approbatie van P. de Lens, Brussel 1552. Vond een goede fotografische reproductie in het in staat van ontbinding verkerende DOVO, dat lang geleden door Herman Pleij en Rob Resoort werd opgezet als documentatieapparaat voor de laat-middeleeuwse volks- en triviaalliteratuur. Er is geen budget, capaciteit of ruimte alsook gebrek aan affiniteit om zo’n erfenis te beheren. Het liefst heeft men dat je alles mee naar huis neemt. Dat voor andere onderzoekers zo’n foto- en microfilmarchief dan een ontoegankelijke privé-collectie wordt – nog afgezien van het feit dat het met belastinggeld betaald is – weegt minder zwaar dan de zorgplicht.
Anders dan de titelpagina – ook de Franse – suggereert is de geschiedenis van Urbaen geen pennevrucht van Boccaccio, maar, lezen wij bij Luc. Debaene:
Het Italiaans origineel werd verkeerdelijk aan Boccaccio toegeschreven; het moet een herwerkte novelle zijn, ontleend aan het Libro Imperiale (ca. 1400) van Cambio di Stefano da Citta di Castello. De oudste Italiaanse uitgave van die novelle is van vóór 1500; eerst de derde (1530) draagt de titel Urbano.
Debaene zelf heeft de druk nimmer onder ogen of in handen gehad. Hij kende het bestaan ervan enkel en alleen uit de literatuur en vermoedde (terecht!) dat het deel uitmaakte van de zogeheten Arenberg-collectie, die opging in de Lessing J. Rosenwald collectie, die nu deel uitmaakt van de Library of Congress USA. Sommige exemplaren uit de Rosenwald-collection zijn on-line bekijkbaar, zoals bijvoorbeeld Een schoone historie van Margarieten van Limborch. De Historie van Urbaen nog niet. Urbaen bestaat dankzij foto’s die nog niet weggegooid zijn. De komende maanden zal ik Urbaen met (on)regelmatige tussenpozen hoofdstuk voor hoofdstuk samen met de Franse brontekst – leve Gallica! – publiceren. Die Franse brontekst heb je meer dan eens nodig om de Nederlandse vertaling te kunnen interpreteren en te interpungeren. Want het proza waarin Die historie van Urbaen geschreven werd, is net zo vlezig en gespierd als de halfnaakte mannen en vrouwen op de schilderijen van Peter Paul Rubens (1577-1640).
Bij eerdere feuilletons wist ik van a tot z wat ik de lezers voorschotelde, maar in dit geval ben ik onwetend. Momenteel lees ik zelf hoofdstuk 4 in het Frans, en ik moet bekennen dat het verhaal ronduit cynisch en amoreel begint. En nu maar hopen dat het goed afloopt …
Naschrift
Zodra de laatste feuilleton-aflevering verschenen is, zal ik een cumulatieve pdf editie on-line zetten alsook een epub-versie, waarin alle ongerechtigheden die ontdekt werden na publicatie van de feuilleton-afleveringen, voor zover opgemerkt, verbeterd zullen worden.
Laat een reactie achter