Over Ellendige Levens
Pijn. Armoe. Ruzie. Gedoe met zedenprekers. Twijfel aan God. Moeders die te vroeg overlijden. Kinderen die überhaupt overlijden. Niets bleef de negentiende-eeuwse Nederlandse schrijver bespaard.
In hun boek Ellendige levens brengen Rick Honings en Olf Praamstra 27 opstellen samen over evenzoveel ongelukkigen.
Ieder van die artikels is geschreven door een deskundige; behalve de samenstellend hebben bijvoorbeeld ook Marita Mathijsen, Nop Maas, Eep Francken, Jaap Goedegebuuren, Jacqueline Bel en Vilan van de Loo een artikel geschreven. Eén auteur schreef twee bijdragen: van Peter van Zonneveld, aan wie het boek ook is opgedragen, zijn de stukken opgenomen die hij in de jaren tachtig schreef over Willem Bilderdijk en Elia’s Annes Borgers.
Het leek me eigenlijk een beetje flauw en modieus:
wanneer schrijvers alleen nog maar gelezen worden omdat ze hun hebben en houwen bij De Wereld Draait Door uitstallen, dan stallen wij hebben en houwen van dode schrijvers uit. Waarbij dan trouwens meteen opvalt dat die negentiende-eeuwers vaak wel wat meer te verstouwen kregen dan Nelleke Noordervliet of Joost Zwagerman.
Maar het werkt wel. Ik wil meteen wel wat meer lezen van Kneppelhout dan enkel zijn Studententypen, en ook eens wat gaan grasduinen in het serieuzere werk van Ten Kate J.J.L. Of dat van Helmers. Of een mij tot nu toe onbekende schrijver als Boniface.
En dan zijn er ook schrijvers van wie je niet meteen al het werk hoeft te lezen, maar die een zo meeslepend leven hebben gehad dat je in ieder geval graag over ze leest. De zendeling Nicolaus Adriani bijvoorbeeld, die zijn werk als bijbelvertaler zo serieus opvat dat hij iedere nuance wil begrijpen van de taal en cultuur van zijn doelgroep, de Toradja’s (op Celebes); en die daardoor steeds sceptischer wordt over de universele geldigheid van de bijbelverhalen. Of Elisabeth Maria Post, die op jonge leeftijd geconfronteerd wordt met bittere armoe, wanneer haar vader in een faillissement geraakt, en de rest van haar leven blijft worstelen met het gebrek in vertrouwen en geloof dat door die klap veroorzaakt is.
De bijdrage van Ton Anbeek is voor de helft een polemiek tegen Bart Slijper en diens vorig jaar verschenen biografie van Willem Kloos. Anbeek vindt het onterecht dat Slijper zich vrijwel uitsluitend richt op de korte periode dat Kloos bloeide als minnaar van Perk en Verwey en voorman van de Tachtigers, en de laatste jaren in een paar bladzijden afdoet.
Hij meent dat dit komt doordat Slijper te objectief wil zijn, te veel aarzelt om te interpreteren. Vervolgens laat hij zien hoe je met geduldig interpreteren van een anekdote die Kloos ooit over zijn jeugd vertelde, een beter inzicht krijgt in Kloos’ persoonlijkheid. Dat is mooi; maar waarom het in contrast zou staan met Slijpers’ werkwijze (zo’n radicale selectie maken uit het leven is óók een interpretatie) zie ik niet. Het zal de geleerdenmakke wel zijn: denken dat er één manier is om een onderwerp te benaderen – de jouwe – en dat alternatieven bestreden moeten worden.
Gelukkig hoef je je daar als lezer niets van aan te trekken om je te vermeien in het leed van de mannen en vrouwen die onze negentiende-eeuwse literatuur schreven.
Laat een reactie achter