Dialect en literatuur
Door Marc van Oostendorp
Het onderstaande is een bewerking van mijn voorwoord bij het boek Schrijvers op streek, dat deze week verscheen. In dat boek staan 20 in dialect geschreven verhalen uit allerlei Nederlandse regio’s.
Het is helemaal niet zo lang geleden dat schrijven duurwas. Op school kregen de kinderen niet meteen een pen, maar eerst een een potlood: de kostelijke inkt moest niet vermorst worden aan het onbeholpen eerste gekrabbel. Pas als je voldoende geoefend had, kreeg je een vulpen. Je woorden gedrukt zien was voor de meeste mensen onbereikbaar. Ik kan me herinneren hoe opwindend het voor een scholier in de jaren tachtig was om de status van het stencilte halen.
Is het gek dat bijna niemand in die tijd ooit dialect schreef? Het dialect was plat, een verzameling taalfouten die misschien geschikt was om alledaagse mededelingen in te doen, maar niet om te stencilen, laat staan voor die allerhoogste vorm van taalgebruik: het uitdrukken van diepe gevoelens en hoge gedachten in literatuur.
Inmiddels zijn de meeste mensen het er vermoedelijk wel over eens dat dit onzin is, en dat diepte en hoogte niets te maken heeft met de vraag of je taal wel op school onderwezen wordt. Het is de tragiek van de streektaal dat ze precies op het moment dat deze erkenning komt aan het uitsterven is – zo’n beetje als de heldin in een negentiende-eeuwse opera die ontdekt dat ze altijd bemind werd door de man van haar dromen op het moment dat ze in zijn armen aan de tering bezwijkt.
De verhalen in dit boek laten zien dat je in het dialect over willekeurig welk thema kunt schrijven. Sommige verhalen spelen op de boerderij, andere in wereldsteden. Sommigen gaan over vroeger, andere spelen zich duidelijk in het heden af. Sommige zijn geschreven in een taal die dicht bij de alledaagse spreektaal ligt, terwijl andere wat duidelijker literaire stijlfiguren gebruiken. Zoals de foto’s ook laten zien dat het schrijven in dialect zeker niet alleen maar de hobby is van oude mannetjes. Die zitten er ook vast tussen, maar ze vormen niet eens de meerderheid van de auteurs in dit boek.
Tegelijkertijd gaat het buiten de veilige kaften van dit boek niet goed met de Nederlandse streektalen. Nog steeds groeit in heel het land het aantal ouderparen dat besluit om met de kinderen alleen standaardtaal te spreken. Nog veel groter is inmiddels het aantal mensen dat niet eens meer een duidelijke dialectachtergrond heeft. Ik wil niet zeggen dat buiten dit boek het
dialect alleen nog is voor oude mannetjes — maar het moment waarop dat wel het geval zal zijn is misschien niet meer zo heel ver weg.
dialect alleen nog is voor oude mannetjes — maar het moment waarop dat wel het geval zal zijn is misschien niet meer zo heel ver weg.
Het lijkt een paradox: het dialect bloeit op als schrijftaal en als taal van kunst, terwijl het tegelijkertijd uit het dagelijks leven verdwijnt. Maar eigenlijk zijn het twee kanten van één medaille.
Het begint ermee dat iets dat verdwijnt altijd door dat verdwijnen aan waarde wint. De oude rommel die overgrootmoeder wilde weggooien, heeft nu een ereplaatsje in de vitrine in de huiskamer. Zo is het ook met taalvormen: eeuwenlang is ervoor gestreden om het Twents, het Zeeuws en het Brabants als opoes ouwe troep langs de kant van de weg te zetten. Nu het ineens zover is, nu het dialect ook geen echt gevaar meer is, wordt het opgepoetst en in een boek afgedrukt.
Het gaat nog dieper. Dat we de dialecten steeds meer als gelijkwaardig zijn gaan zien aan de standaardtaal, is een gevolg van democratisering. De standaardtaal is altijd de taal van een elite geweest en die elite verdwijnt. Maar die elite verdwijnt ondertussen onder andere doordat er geen ongeschoolde massa meer bestaat. De geletterdheid en het scholingsniveau onder de Nederlandse bevolking is hoger dan ooit. En daarmee is ook die voormalige taal van de elite de taal van iedereen geworden.
De streektaal wordt uit die traditionele rol van alledaagse taal gedrukt, maar vindt meteen een nieuwe. Het wordt juist de taal van het bijzondere, van laten zien wie je werkelijk bent, van diepe gevoelens en hoge gevoelens. De taal van literatuur, kortom – en hij zal in ieder geval in die paradoxale rol mogelijkerwijs nog wel even blijven bestaan.
Jan Sleumer, red. Schrijvers op streek. Groningen: De kleine uil, 2013. ISBN: 9789491065651. Bestelinformatie bij de uigever.
Laat een reactie achter