Een suffixsonnet is een sonnet dat iets vertelt over een suffix.
Dit is het eerste suffixsonnet ooit.
Het suffix –baar, dat maakt ’n adjectief
van werkwoorden als vragen, schrijven, roepen,
maar niet van klagen, kijven of van snoepen.
Dat komt, de eerste drie zijn transitief:
een x-baar y is ’n y dat zich laat x-en
waarbij y voor het lijdend voorwerp staat.
Bestraatbaar is een weg die men bestraat,
een mixbaar drankje kun je simpel mixen.
Maar vloeibaar dan?, zo hoor ik u aandringen.
Men kan toch zeker niet worden gevloeid?
En hoezeer regelmaat ons allen boeit,
al even spannend zijn de uitzonderingen,
want zoals vloeibaar zijn er nog een paar:
zoals ontvlambaar, leefbaar, wankelbaar.
raymond zegt
duimpje
Maarten van der Meer zegt
Heel mooi 🙂
'Leven' kan toch wel overgankelijk zijn? "Hij leeft een leven waarin alles buitensporig is: uitgaan, vrouwen, drank, auto's, kleding. Niets is Mario te gek."
Of is dat een nieuw verschijnsel en was 'leefbaar' oorspronkelijk een uitzondering maar nu niet meer?
Marc van Oostendorp zegt
Er is over die uitzonderingen natuurlijk meer te zeggen. Aan de ene kant is natuurlijk niet alleen het (enig mogelijke) lijdend voorwerp van 'leven' (namelijk 'een/zijn leven') 'leefbaar', maar ook bijvoorbeeld Rotterdam; terwijl je niet kunt zeggen 'Mario leeft Rotterdam'.
Aan de andere kant is het nog steeds niet het onderwerp van leven dat leefbaar is ('Mario is een leefbare man').
Ik geloof dat voor de andere voorbeelden geldt dat de onderwerpen daarvan in ieder geval geen agenten zijn: vloeien, wankelen of ontvlammen zijn geen dingen die je uit vrije wil doet.
Mereie de Jong zegt
Vloeien, wankelen en ontvlammen kun je wel ondergaan, maar niet uit vrije wil doen. Misschien dat je ze daarom alleen transitief kunt gebruiken als je een vorm van 'doen' toevoegt (iets doen vloeien, wankelen of ontvlammen). Puik sonnet overigens!
Leston Buell zegt
"Lijken" is niet overgankelijk, maar ook een lijkbaar ondergaat men meestal niet uit vrije wil. Dat lijkt me dus een deugdelijke redenering.
Marijke van der Wal zegt
Mogelijk een eerste sonnet, maar niet de eerste poëzie. Liefhebbers wijs ik op de volgende treffende passage over –baar en –lijk in Joannes Vollenhove’s gedicht ‘Aan de Nederduitsche schryvers’ (bundel Poëzy 1686). Vollenhove observeert verschillen en signaleert de, in dit opzicht, ‘hervormende’ Vondel. Het complete gedicht is te vinden in de DBNL met annotaties van G.R.W. Dibbets.
Aan de Nederduitsche schryvers
Zelf Vondel, 't licht van Neêrlants poëzy,
10
Van misslag en out misgeloof niet vry,
Al haat hy fel 't nootwendig kerkhervormen,
Hervormt hier sterk, gelyk met beeldestormen.
Ik merk, hoe zyn taalkunde, tot een blyk,
Een baar, dus niew, gebruikt voor 't oude lyk.
15
Luidt gangkelyk te vreemt, hy keurt vergangbaar
Een gangbaar woort, als gangbaar gelt, ontfangbaar.
Hy monstert staag het woort toegangklyk uit,
Daar beter, naar zyn' zin, genaakbaar sluit.
Deugt tallyk niet, ontallyk, naar die wetten,
20
Mishaagt dit brein ook, met ontelbre smetten:
't Welk zuiver spreekt van Godts onfaalbaar bladt,
Verzoenbren twist, en onwaardeerbren schat.
Verwerpen wy dan lyk met hem in sterflyk
En tydlyk goet, met loflyk, onbederflyk?
25
Neen, vat myn zin: met reden wort gewraakt,
't Geen ieders oor en oordeel billyk laakt.
En dit 's gering: maar wien zou 't niet vervelen,
Daar out en goet gebruik veel meer verschelen?
Marijke van der Wal (Universiteit Leiden)
Jaap van den Born zegt
Dit smaakt naar meer en ik zie uit naar de bundel. Het sonnet getuigt van veel zweetdruppels om dit voor elkaar te krijgen in deze vorm en het is jammer dat het net niet volmaakt is. Een paar technische opmerkingen: ik doe net of ik het rijk rijm in regel 1 e 4 niet zie (hoewel Drs. P het je niet zal vergeven), maar aanDRINGen en het hopeloos uit de hand lopende 'uitzonderingen' verstoren de regelmaat die ons allen zo boeit en laten het verder kloppende metrum ontsporen . Het is duidelijk dat je klem zat met 'uitzonderingen' en toen aan het wringen sloeg om het er in te krijgen met 'aandringen'. Maar waarom niet luchthartig het woord loslaten en zoeken naar het redelijk alternatief waarmee toch dezelfde boodschap tot stand komt? Onze mooie taal is plooibaar om bij het onderwerp te blijven. Ik noem maar iets:
'Maar vloeibaar dan?' zo hoor ik iemand smalen
'Men kan toch zeker niet worden gevloeid?'
Tja; hoezeer regelmaat ons allen boeit
Er zijn er ook die niet om regels malen
of
Niet ieder woord laat zich hierdoor bepalen
of wat je wilt, mogelijkheden genoeg. Het sonnet verdient het.
Johan Rooryck zegt
de eerste repliek in sonnetvorm MET voetnoot, dan maar:
Marc maakt markant misbaar over het suffix –baar
De regel die hij baart stelt dat transitieven
Zich geredelijk van –baar kunnen gerieven
'Telbaar', 'rekbaar', 'plooibaar': en toch, niet zonneklaar
Hij geeft het toe, zo zijn 'ontvlambaar', 'wankelbaar'
Gevallen die alle regelmaat doorklieven:
“Voorwaar niet transitief”, klinken daar de grieven
een suffix, ontregeld, dat is toch wel heel raar
Echter taalkundigen vinden snel regelmaat
Dat geldt ook hier, het lijkt erop dat -baar een V
Met intern argument wenst: veel uitzonderingen
Zijn inaccusatief: 'blijkbaar', 'vloeibaar'; dat gaat
Ook op voor '(zich) weren', zie maar ons-1 hoofdstuk twee,
'Leefbaar' in 'geleefde stad', zo gaan die dingen.
1 Rooryck, Johan & Guido Vanden Wyngaerd (2011). Dissolving Binding Theory. Oxford University Press.