Wat voor Nederlands heb je nodig op het werk?
Er zijn allerlei redenen om Nederlands te leren. Omdat je de verhalen van Belcampo in de oorspronkelijke taal wil kunnen lezen. omdat je Duits studeert en er nog een andere taal bij moet doen. Omdat je liefje hier woont. Of omdat je hier bent komen werken.
Al die doelen vereisen een andere aanpak. Je moet andere woorden leren wanneer je vooral in een Nederlands gezin wil komen functioneren (‘Waar ligt de afstandsbediening?’, ‘Komen je ouders nou alweer op visite?’) dan wanneer je de taal vooral voor je werk nodig hebt.
Wat voor zinnen moet je begrijpen wanneer je in Nederland werkt? Nou, “het vakantietoeslagjaar loopt van 1 juli tot en met 30 juni van het daarop volgende jaar”, bijvoorbeeld. Of: “Deze machine is niet bedoeld voor gebruik door jonge kinderen zonder toezicht.” Of: “Nou, woensdag is altijd mijn vrije dag, dat is afgesproken.” Of: “Prima, doei.”
Het is dan ook een goed idee om voor die verschillende doelen verschillende cursussen te hebben. Voor degene die hier wil komen werken en alleen maar geïnteresseerd is in werk-Nederlands, is er nu het boek Taal werkt beter van uitgeverij Boom. Alle genoemde werkzinnen komen uit dat boek.
Het tempo van de cursus (die bedoeld is om klassikale lessen te ondersteunen) is straf. In les 1 leer je om ‘Hoi, ik ben Piet’ te zeggen en tot dertig te tellen. Na de vijftiende les moet je onder meer ‘begrijpen wat ik moet doen bij ontslag (‘Eerst naar het UWV en je inschrijven, anders krijg je geen uitkering’.) Dat lijkt mij behoorlijk ambitieus. Zoals uit de voorbeelden al blijkt, kom je verschillende stijlniveaus tegen op het werk, van ‘hoi’ tot ‘vakantietoeslagjaar’, en kennelijk moet je die allemaal beheersen. Bovendien is er aandacht voor alle vaardigheden: lezen, schrijven, spreken en luisteren.
De taalkundige verbaast zich af en toe wel over de stof, of de volgorde waarin een en ander wordt aangeboden. Zo krijgt de leerling per les de volgende uitspraakkwesties te verwerken (ik neem het over zoals het boek de kwesties benoemt):
- het verschil tussen AA en A horen en deze klanken uitspreken (les 1)
- het verschil tussen EE en E horen en deze klanken uitspreken (les 2)
- het verschil tussen IE en I horen en deze klanken uitspreken (les 3)
- het verschil tussen OO en O horen en deze klanken uitspreken (les 4)
- het verschil tussen OE, UU en U horen en deze klanken uitspreken (les 5)
- de ə horen en deze klank uitspreken (les 6)
- de klemtoon in lange woorden horen (les 7)
- klemtonen in lange woorden horen en uitspreken (les 8)
- het zinsaccent horen en gebruiken (les 9)
- de vraagintonatie horen en gebruiken (les 10)
- het verschil horen tussen EU en UI en deze klanken uitspreken (les 11)
- het verschil tussen G en H horen en de klanken uitspreken (les 12)
- het verschil horen tussen NG en N en deze klanken uitspreken (les 13)
- de T aan het eind van een woord horen en uitspreken (les 14)
- het verschil tussen V en W horen en deze klanken uitspreken (les 15)
Om de een of andere reden begint men bij de klinkers, doet men daarna de klemtoon en tot slot een paar medeklinkers. In veel gevallen valt wel te begrijpen waarom voor deze problemen gekozen is. Je krijgt de indruk dat het boek zich vooral richt op Oost-Europese arbeidsmigranten (het gaat over mensen ‘zonder inburgeringsverplichting’, de website biedt woordenlijsten in onder meer het Pools en het Roemeens), en we weten uit onderzoek dat Polen het lastig vinden om klemtoon te horen.
Maar er zijn ook vreemde dingen. Zo lijkt het mij nuttiger (en moeilijker) om het verschil tussen EE en I te horen dan dat tussen EE en E. Die laatste twee lijken alleen in de spelling op elkaar. Zo lijkt het me minstens even zinnig om de U van put te vergelijken met de EU van peut als met de OE van poet, en vind ik het raadselachtig dat in les 15 de F niet in de beschouwing wordt betrokkent. Miscchien gaat de methode ervan uit dat arbeidsmigranten boven de rivieren terechtkomen en het verschil tussen F en V niet nodig hebben?
Maar goed, dit zijn natuurlijk kleinigheden. Alles bij elkaar lijkt het me leuk om met een leuke docent binnenkort eens Nederlands te gaan leren, en dan aan het werk te gaan. ‘Ken je m’n dienst overnemen?’ ‘Tuurlijk joh, geen probleem.’
Lieske Adèr en Margreet Verboog. Taal werkt beter. Werkboek voor arbeidsmigranten. Boom, 2013. Informatie van de uitgever.
Sterre Leufkens zegt
Wel handig dat je in les 15 over de W en de V leert, en over de UWV. Misschien dat de F weggelaten wordt omdat Polen en Roemenen toch niet bij de FNV gaan?