Zwarts wijst erop dat het hier altijd gaat om zaken die een nadere beschrijving bieden van iets wat iemand die elders in de zin genoemd wordt, bezit. Je kunt dan ook eigenlijk altijd met ervoor zetten, al moet er dan ineens wel een lidwoord erbij. Alléén het lidwoord erbij kan natuurlijk ook:
Zij waren in volle wapenrusting, vizier neergeslagen
Zij waren in volle wapenrusting, het vizier neergeslagen
Zij waren in volle wapenrusting, met het vizier neergeslagen
Zij waren in volle wapenrusting, met vizier neergeslagen [uitgesloten]
Zwarts oppert dat er een verband is met een andere constructie, waarbij je ook van links naar rechts steeds meer woorden kunt weglaten, namelijk de ja/nee-vraag:
Wil jij een koekje?Wil jij een koekje?
Sterre Leufkens zegt
Volgorde doet er ook nog toe: 'met neergeslagen vizier' kan weer wel! Maar dat kan dan weer absoluut niet zonder 'met':
*Zij waren in volle wapenrustig, neergeslagen vizier, …