Door Marc van Oostendorp
Sommige taalfouten blijven altijd bestaan. Ze zullen ook nooit goed gerekend worden, zelfs niet door de zachtmoedigste taalkundige; al is het maar omdat ze altijd randverschijnselen zullen blijven tot het einde der taal, dingen die alleen maar incidenteel en per ongeluk gezegd worden en nooit door grote massa’s worden overgenomen.
Een voorbeeld daarvan kwam dit weekeinde voorbij op het Meldpunt Taal:
De laatste tijd lees ik regelmatig zinnen waarin de persoonsvorm in enkelvoud staat in plaats van in meervoud, of omgekeerd. Twee recente voorbeelden: 1. “Medewerkers van een Brits beveiligingsbedrijf mishandelt gedetineerden in Zuid-Afrika.” 2. “Hij meent dat beloningen verdere vergroting aanmoedigt.” Het lijkt erop dat de persoonsvorm zich aanpast aan hetgeen er het dichtstbij staat in de zin, in plaats van aan het onderwerp van de zin.
De genoemde voorbeelden komen uit NRC Handelsblad, en hoewel ik betwijfel dat dit iets is van ‘de laatste tijd’, heeft die anonieme melder het goed gezien.
Het verschijnsel is ook, vooral voor het Engels, al uitgebreid onderzocht, met name sinds invloedrijk werk van Kathryn Bock en haar collega’s (zie bijvoorbeeld dit artikel uit 1991).
Uit dat onderzoek blijkt dat de persoonsvorm zich soms per vergissing inderdaad makkelijk aanpast aan een zelfstandig naamwoord waar het naast staat (mishandelt aan beveilingsbedrijf in plaats van aan gedetineerden; aanmoedigt aan vergroting in plaats van aan beloningen) in plaats van het onderwerp van de zin. Wanneer je proefpersonen in experimentjes onder druk zet, maken ze vrij makkelijk dit soort foutjes – en die vallen anderen ook minder snel op dan andere ‘verkeerde’ enkel- of meervouden, zoals een meervoud terwijl er geen enkele enkelvoud in de zin staat.
Toch maakt niemand zich hier druk om, en terecht. Dit soort foutjes zullen nooit, nooit, nooit! de norm worden.
Dat weet ik zo zeker omdat het voor zover bekend nog in geen enkele taal gebeurd is. Onder de zesduizend talen op aarde is er geen enkele die de regel ontwikkeld heeft dat het persoonlijk voornaamwoord zich aan moet passen in getal aan het dichtstbij staande zelfstandig naamwoord. Er zijn talen met heel ingewikkelde congruentieregels – maar deze regel bestaat niet.
Er is ook wel een reden te bedenken waarom dat zo is. Er zijn als het ware twee dimensies aan de bouw van een zin. Aan de ene kant zijn het rijtjes woorden die keurig achter elkaar staan. Aan de andere kant zijn het structuren die geleed zijn in logische onderverdelingen als ‘onderwerp – gezegde’ (die niet noodzakelijkerwijs in die volgorde staan: ‘Mark loopt daar‘ – ‘Daar loopt Mark‘ is in deze dimensie dezelfde zin.) De congruentie tussen onderwerp en persoonsvorm dient om uit te drukken wat de logische samenhang, niet wat de woordvolgorde is. Het zou een beetje raar zijn om het voor die volgorde gebruiken: die kun je ook zo wel horen.
Een taal zal dan ook eerder die hele congruentieregel afschaffen dan hem voor iets zo nutteloos gebruiken. Een enkeling maakt misschien weleens een vergissing – maar tot de regelmaat van de taal zal die nooit doordringen.
Marten zegt
Je schreef vorige week over "de laatste tijd" en de onwaarschijnlijkheid daarvan, waar ik het volledig mee eens ben. Op het gevaar af dat ik een open deur in trap, maar is dat niet een vorm van priming? Zodra je je bewust wordt van een taalfout, die je die plotsklaps overal, ook als je hem daarvoor nooit opmerkte?
janien zegt
Uit mijn lees'praktijk': u kunt wel eens gelijk hebben. In Knack bijvoorbeeld lees ik heel regelmatig congruentiefouten. En dat in een 'kwaliteitsblad', durf ik wel eens te denken. Heeft het iets met de snelheid van tekst tikken of eindredactie te maken, heb ik me al meermaals afgevraagd. Niet dat die fouten me storen, ze vallen me gewoon op … Een gevolg van decennialange training van leraar Nederlands in het secundair waar ik heel regelmatig die taaie fout tegenkwam in langere zinnen van de jongeren (16-18 jaar) in mijn klassen. Priming dus?
Laurens Collee zegt
Kunnen fouten als deze ontstaan wanneer een redactie zinnen gaat inkorten? Ik merk zelf dat vooral bij het sleutelen aan de tekst en herstructureren van zinnen de grootste taalvalkuilen heeft..
Bijvoorbeeld, als de originele zin was: "Hij meent dat het uitdelen van beloningen verdere vergroting aanmoedigt." In dat geval is beloningen onderdeel van het enkelvoudige 'het uitdelen', en is het werkwoord wel correct vervoegd. Dat het inkorten van zo'n zin gevolgen heeft voor het werkwoord kan best over het hoofd worden gezien..
Laurens Collee zegt
Oh ik zie dat ik een zelfde fout maak in m'n tweede zin.
Herstel: Ik merk zelf dat vooral het sleutelen aan de tekst en herstructureren van zinnen de grootste valkuilen heeft..
Frans Daems zegt
Ik vermoed dat het ontstaan van dit soort fouten verklaard kan worden uit de werking van ons kortetermijngeheugen. Doordat het regerende zinsdeel een stukje in de tijd voorafgaat aan de persoonsvorm, en kort voor de persoonsvorm een zinsdeel (met toevallig een ander getal) voorkomt, gaat de congruentie zich verkeerdelijk op dit laatste zinsdeel richten.
Iets gelijksoortigs vinden we in fouten bij de spelling van werkwoordvormen. Het is bekend dat een schrijver in plaats van een minder frequente vorm van een homofone werkwoordvorm (bv. beschermd > beschermt, schudt > schud) vaak verkeerdelijk de eerste, meer frequente, homofoon schrijft zoals in de volgende zinnen:
1a Hij beschermd zijn oren met oordopjes
1b … dat hij zijn oren met oordopjes beschermd
2a Ik schudt de fles stevig.
2b … dat ik de fles stevig schudt.
Die fout vonden we in onze experimenten in de a-zinnen, maar significant vaker in de b-zinnen, iets wat we niet konden verklaren door syntactische of semantische factoren, maar wel door de invloed van de beperkingen van het kortetermijngeheugen.
Aangezien de beperkingen van ons kortetermijngeheugen zullen blijven bestaan, zullen dergelijke fouten eveneens blijven bestaan.
(Zie onder meer: D. Sandra, S. Frisson & Fr. Daems, Why Simple Verb Forms Can Be So Difficult to Spell, Brain and Language 68 (1999), 277–283. D. Sandra, S. Frisson & Fr. Daems, Still errors after all those years…, Written Language & Literacy 7:1 (2004), 61–77.)
Jan Stroop zegt
Ik vraag me af of 't verschijnsel ook voorkomt in gesproken taal. Jammer genoeg biedt het Corpus Gesproken Nederlands (nog?) niet de mogelijkheid om dat te onderzoeken. Ik weet in elk geval niet hoe dat zou moeten.
Jenny Mateboer zegt
Laat de spelling- en grammaticachecker van Word eens los op een tekst, en die 'verbetert' in een omzien je juiste zinnen in zinnen met congruentiefouten. De persoonsvorm wordt automatisch aangepast aan het laatste zelfstandig naamwoord. Ingewikkelder constructies kan de software kennelijk niet aan. Als je, bijvoorbeeld als journalist, haast hebt en je accepteert klakkeloos de suggesties, dan ontstaan er veel fouten. Heeft verder niemand die ervaring?