Door Wim Mattens
In zijn bijdrage De knoedel van de taal van 19 december 2013 vindt Felix van de Laar het merkwaardig “dat zowel de spellingcommissie die het Groene Boekje in elkaar heeft geknutseld, als taalgeleerden die er later onderzoek naar hebben gedaan, de inzichten van Wim Mattens over de ”indifferentialis” volstrekt hebben genegeerd.” Deze opmerking behoeft enige nadere toelichting.
Voor een correcte geschiedschrijving van de jongste spellingwijzigingen lijkt mij de volgende informatie niet onbelangrijk. De Werkgroep ad hoc Spelling van de Nederlandse Taalunie verzocht in maart 1988 collega Maarten van den Toorn en mijzelf een analyse te maken van het probleem van de tussenklanken. Collega Van den Toorn kon om hem moverende redenen niet ingaan op dit verzoek. Zelf heb ik wel positief op dit verzoek gereageerd. De Werkgroep wilde “onderzoeken of er principes te formuleren zijn aan de hand waarvan een betere regelgeving ten aanzien van de spelling van de verbindingsfonemen kan worden voorgesteld. Uiteraard mag U in Uw betoog zelf ook suggesties doen voor die principes”(uit de opdracht van 3 maart 1988).
Mijn visie heb ik neergelegd in een notitie, later gepubliceerd als “De spelling van de tussenklanken” in De nieuwe taalgids 1990, 540-552, een notitie waarin ik na een grondige analyse van de formele en semantische structuur van de samenstelling en afleiding voorstellen heb geformuleerd voor de schrijfwijze van de zgn. tussenklanken. In deze analyse speelt het door mij geïntroduceerde begrip “indifferentialis”een zeer belangrijke rol: het eerste deel van een samenstelling bestaat naar mijn oordeel uit een substantief indifferentialis (bv. boekhandel) of een substantief pluralis (bv. boekenkast). De Werkgroep is mijn uitgangspunten bijgetreden en heeft – daar waar mogelijk – een duidelijke relatie tussen meervoudsvorming en eerste lid van een samenstelling en afleiding aanvaard. De concrete voostellen waarin de Werkgroep deze relatie tot uitdrukking wenste te brengeen, konden niet steeds mijn goedkeuring wegdragen, zoals blijkt uit mijn voordracht op de Morfologiedagen 1996: “De jongste spellingswijzigingen: een beknotting van de creatieve vrijheid van de taalgebruiker”, verschenen in Cahiers van het Meertens Instituut, nr. 10, 1998, 106-126. Mijn bezwaren hebben gehoor gevonden en de uiteindelijke voorschriften zijn identiek aan de voorstellen die ik in mijn notitie heb geformuleerd, met uitzondering van de regel dat wanneer het eerste deel een substantief is dat eindigt op –een een meervoud heeft op –enen –s, dit eerste deel steeds zonder –ngespeld dient te worden. In laatstgenoemde publicatie heb ik aangetoond dat deze regel in strijd is met de morfologische systematiek van het Nederlands. Vele taalgebruikers blijken zich overigens eerder te laten leiden door hun impliciete kennis van de taalsystematiek en geven in strijd met de thans geldende voorschriften de voorkeur aan vormen als gedachtengang, uitgavenpatroon, groentenspecialist.
De spellingcommissie die het Groene Boekje heeft samengesteld, heeft de door mij gedane voorstellen praktisch integraal overgenomen. Daardoor onderschrijft zij impliciet ook mijn formele en semantische analyse van de samenstelling en de afleiding, een analyse waarin het begrip “indifferentialis” een essentiële rol vervult. De mening van Van de Laar dat de spellingcommissie mijn morfologische inzichten en dan met name het begrip “indifferentialis” volstrekt genegeerd heeft, kan ik dan ook niet zonder meer delen.
Het belang van het begrip “indifferentialis” is voortreffelijk verwoord door de helaas inmiddels overleden collega Frida Balk-Smit Duyzentkunst (zie het In memoriam van collega Wim Klooster op 18 februari 2013). In haar bijdrage “Stijl in woord en daad”, De Gids 1989: 647-652 beschrijft zij het verschil tussen ‘Hij houdt van stijl.’ ‘Hij houdt van een stijl.’ En vervolgt:
“Al dit opmerkelijke woordgedrag laat zien dat het lidwoordloze ‘stijl’ (…) noch enkelvoud noch meervoud is, en tegelijk heeft het van allebei een beetje. In lidwoordloze staat wordt ‘stijl’ (…) een ‘indifferentialis’, het staat onverschillig, indifferenttegenover de tegenstelling enkelvoud-meervoud. De doeltreffende term ‘indifferentialis’ is geïntroduceerd (in 1970) door W.H.M. Mattens, hoogleraar taalkunde aan de Universiteit te Brussel. Met de indifferentialis deed hij een revolutionaire ontdekking. Tweeduizend jaar westerse grammatica lang had de enkelvoud-meervoud-tegenstelling de absolute alleenheerschappij, al die tijd gold ‘tertium non datur’. Maar ziet, tertium bestaat wel degelijk en wordt opgemerkt en onderzocht. Tòch vooruitgang in de wetenschap!
Thans, bij onze zoveelste stuntelige poging tot spellinghervorming is de indifferentialis hoogst actueel, vanwege het struikelblok ‘tussenklanken in samenstellingen’, u weet wel, de ellende van kippenhok, kippeëi, bessenwijn en bessestruik, waarbij men het spellingvoorschrift of spellingsvoorschrift wil laten corresponderen met de tegenstelling enkelvoud-meervoud, terwijl alleen al ‘boekwinkel’ laat zien dat je er met die simpele tegenstelling niet komt. In een boekwinkel zijn nu eenmaal veel boeken. ‘Boek’ kan in dat woord dus onmogelijk enkelvoud zijn, maar het is ook geen meervoud. Het is een indifferentialis.”
Met de nieuwe geluiden uit Nijmegen doelt Van de Laar o.a. op het proefschrift van Arina Banga, Function follows form. The linking element in Dutch and related languages. Nijmegen 2013. Banga heeft bij haar onderzoek het begrip indifferentialis inderdaad volledig genegeerd en presteert het zelfs een geheel verkeerde voorstelling van mijn linguïstische inzichten te geven: “Mattens (1970) claims that linking elements are suffixes that do not express plurality but merely the generic meaning of nouns”, p. 28 en p. 55. Iedere concrete paginaverwijzing naar mijn dissertatie ontbreekt: uiteraard, want zowel in mijn dissertatie als in latere publicaties heb ik juist heel expliciet gesteld dat – daar waar mogelijk – het eerste lid van een samenstelling zowel formeel als semantisch als een pluralis dient te worden geïnterpreteerd. Mijn voorstellen voor de spelling van de zgn. tussenklanken zijn juist op dat principe gebaseerd. De ‘uitglijder’ van Banga verbaast me des te meer, omdat een van haar promotoren, collega Anneke Neijt, mede door haar rol bij de verschillende spellingcommissies perfect op de hoogte is, c.q. dient te zijn van mijn linguïstische inzichten
Geïnteresserden stuur ik, wim.mattens@gmail.com, graag de tekst van de bovengenoemde publicaties van mijn hand toe.
Laat een reactie achter