Wat is taal? De VSB-jury van dit jaar weet het – maar ik heb geen idee wat ze precies bedoelt. Later deze maand gaat deze jury bekend gaat maken wie de beste dichtbundel van het afgelopen jaar geschreven heeft. Ze praat in het juryrapport waarmee ze de vijf nominaties bekend maakte, voortdurend over taal, maar ze doet dit op een manier die mij als eenvoudige poëzieliefhebber doet storten in een afgrond van onzekerheid. Weet ik wel genoeg van taal om die bundels te kunnen lezen?
In een algemene inleiding zegt de jury bewondering te hebben voor ‘dichters die radicaal voor de taal kiezen’. Dat rijmt. Maar betekent die zin ook iets? Wat kies je, als je, als dichter nog wel, voor de taal kiest, en dat ‘radicaal’? Ook uit de contekst word ik weinig wijzer:
Kritisch is ze (de jury) over de vele bundels die een voorkeur voor nostalgie laten zien. Dichters lijken massaal weemoed op te willen wekken. Des te meer bewondering heeft de jury voor bundels die betrokkenheid tonen en de wereld onderzoeken, voor dichters die radicaal voor de taal kiezen en de moed hebben hun werk zo te laten rijpen dat het aan hun individualiteit ontstijgt.
De dichters worden eerst bekritiseerd omdat ze ‘massaal’ hetzelfde willen doen, en daarna worden eigenaardig genoeg die dichters geprezen die ‘hun individualiteit ontstijgen’. Misschien heeft het radicaal kiezen voor de taal iets met dat ontstijgen te maken: je kiest voor het gemeenschappelijke instrument van de taal en tegen het individuele gevoel.
I’m not
Die paradoxale houding van de jury doet denken aan een passage in Life of Brian: de verlosser Brian heeft om een reden die hijzelf niet begrijpt ineens veel te veel volgers gekregen die hem hinderlijk achterna zitten. Hij houdt dan een rede waarin hij ze probeert te overtuigen dat ze niemand moeten volgen, dat ze voor zichzelf moeten denken, enzovoort. Het lastige is dat de volgers echter woordelijk herhalen wat hij zegt: “You are all individuals!” “We are all individuals!” Waarop één mannetje op staat en zegt “I’m not”.
Bij dit alles weten we nog niet wat een radicale keuze voor de taal nu precies inhoudt: een keuze tegen het gevoel? Een keuze voor de pure vorm? Voor het experiment? Gelukkig blijkt de jury ook in de beoordeling van ieder van de vijf dichters iets over taal te zeggen te hebben. Maar helaas maakt dit alles niet veel duidelijker.
– (Maria Barnas🙂 Het taalgebruik is trefzeker, beheerst en soepel en volgt elegant de grenzen tussen wat gezegd en benoemd wordt, en wat verzwegen of impliciet blijft.
Ik weet niet goed hoe ik moet reageren wanneer iemand met de autoriteit van de jury van een belangrijke poëzieprijs zoiets naar voren brengt. Ik snap het in ieder geval niet. Hoe zou taalgebruik niet de grenzen kunnen volgen tussen wat gezegd wordt en wat verzwegen? Je zegt toch altijd precies wat je zegt, terwijl je verzwijgt wat je niet zegt? Of zijn er ook dichters die zulks niet ‘elegant’ doen? En hoe ziet dat er dan uit?
Gootsteen
De jury heeft sowieso de neiging om zich nogal metaforisch uit te drukken:
– (F. van Dixhoorn🙂 In de gedichten van Van Dixhoorn kiest de taal positie als feit.
– (Antoine de Kom🙂 In die werelden explodeert zijn taal, die nu eens als een golf overspoelt, dan van schots naar schots springt of abrupt een stop forceert.
Een opvallende zinsnede is hier verder die van ‘uiterste’ beheersing van de taal: daar is kennelijk een maat.
De radicale keuze voor de taal levert bij de laatste mannelijke dichter weer een heel ander
– (Micha Hamel🙂 De gedichten zitten vol contrasten en vreemde wendingen, maar de taal en de zinsconstructies blijven op de rails en zijn goed en gemakkelijk te volgen.
Hoe moet een dichter zich verhouden tot zijn taal? Je kunt misschien niet van de jury van een prestigieuze poëzieprijs verlangen dat ze daar een eenduidig antwoord op geeft. Maar wat mij betreft zou het beter zijn wanneer ze zich niet zelf laat verleiden tot het doen van allerlei apodictische en tegelijkertijd onduidelijke uitspraken, vol metaforische taalexplosies, en probeerde duidelijk uit te drukken wat ze nu eigenlijk voor ogen heeft.
David van der Vliet (@puntnl) zegt
Ik geef toe dat deze jury schrijft zoals veel wijnkenners over wijn schrijven: behoorlijk metaforisch en niet erg duidelijk (of zelfs in tegenstellingen, zoals je schrijft).
Toch heb ik één uitspraak kunnen "decoderen": de grenzen tussen wat gezegd en benoemd wordt, en wat verzwegen of impliciet blijft.
De jury doelt hier op de implicatuur. Van die paar lessen poëzie (ik ben dus geen expert) heb ik geleerd dat het de kunst is om een balans te vinden tussen wat je daadwerkelijk schrijft en wat je impliciet laat (maar wél communiceert). Dat is waarschijnlijk wat de jury hier bedoelt. De dichter schrijft voldoende om het gedicht te kunnen lezen maar schrijft tegelijkertijd zo weinig dat de lezer in gedachten het verhaal aanvult: de implicatuur.
Ofwel, je communiceert altijd wat je zegt plús alles wat je impliceert door het te verzwijgen. Ik gebruik hier "communiceren" omdat dat meer omvat dan alleen letterlijk zeggen of schrijven.
Deze dichter heeft blijkbaar een goede balans ("de grens") gevonden tussen het letterlijke schrijven en het impliceren.
Marc van Oostendorp zegt
Jawel, maar hoe doe je zoiets 'elegant'?
David van der Vliet (@puntnl) zegt
Ik kan me ook niet goed voorstellen hoe je elegant een grens kunt volgen. Je kunt zorgvuldig een grens volgen om zo een elegant resultaat te verkrijgen. Tja, het kan inderdaad wel wat duidelijker.
Fabian Stolk zegt
Een schrik barende deconstructie (maar ook een schik barende :).
taaljournalist zegt
De keizer loopt er weer knap bij.