‘Je bent teruggegaan naar je roots’ hoor ik als ik in Amsterdam vertel dat ik ook aan de Universiteit Maastricht (UM) werk. Ik weet nooit precies wat ik onder roots moet verstaan, maar de naam Universiteit Maastricht opent snel een blik waar allerlei gedachten over Limburg als knikkers uitrollen. Zo stelt men de UM als een plek voor waar voornamelijk Limburgers studeren en werken die onderling dialect spreken. Maar niets is minder waar. Alle universiteiten willen internationaliseren om de concurrentie aan te kunnen. Dat kan haast niet anders dan door hoog te eindigen in ranglijsten van beste universiteiten in de wereld en door Engelstalige artikelen te publiceren waar velen naar verwijzen.
Zonder overdrijving is de UM koploper in internationalisering in Nederland. Er komen meer medewerkers en studenten uit het buitenland dan waar ook. Twee jaar geleden was ruim de helft van de wetenschappers en studenten aan de Faculteit van Cultuur en Maatschappijwetenschappen – mijn thuisbasis – van elders. Steeds meer topstudenten uit Brazilië, Rusland, India en China studeren hier. Bovendien heeft de UM als eerste universiteit in Nederland het Engels als onderwijstaal ingevoerd en een volledig tweetalig Engels-Nederlandse werkomgeving. Ik ontvang intern nieuws, e-mails en contracten in beide talen.
De keuze voor Engels als voertaal betekent voor iedereen van kruin tot diep in de tenen laveren. Als universiteit streef je ernaar om buitenlandse studenten en medewerkers structurele kennis over Nederland en het Nederlands mee te geven maar ook dat Nederlandstalige wetenschappers en studenten hun Engels kunnen verbeteren. Je streeft er ook naar dat Nederlandstaligen geen nadeel ondervinden in hun ontwikkeling en loopbaan vanwege het feit dat de kwaliteit van hun Engels zich niet (nooit?) kan meten met die van moedertaalsprekers. Verder wil je ook uitstralen dat Nederlandstalig onderwijs van groot belang is omdat onderzoek en resultaten aan iedereen in helder Nederlands uitgelegd moeten kunnen worden. Het kan niet zo zijn dat de universiteit een eiland is midden in een Nederlandssprekende samenleving. Ook moeten vaktermen zich in het Nederlands kunnen blijven vernieuwen.
Het is voor mij als taalkundige natuurlijk interessant hoe taalkeuze in de praktijk uitpakt. Het meest voorspelbaar zijn die activiteiten waarvoor het taalbeleid ingevoerd is. Zodra ik de collegezaal of een vergaderruimte in loop weet ik precies wat er van me verwacht wordt: Engels. De taalkeuze is ook makkelijk te voorspellen voor die ruimtes in het gebouw waarvan ik weet dat mijn collega’s er onderling dialect of Nederlands spreken. Het wordt pas echt spannend als ik me door het gebouw beweeg. Studenten, medewerkers en bezoekers lopen de hal in en uit die als officiële entree dient. Je hoort daar Nederlands, dialect, Duits, Frans, Engels, Spaans en Italiaans. Ik groet studenten en collega’s van wie ik niet weet welke taal zij spreken met ‘hai’. Dat kan mooi doorgaan voor Nederlands, Engels en zelfs dialect dus dat lijkt me een efficiënte strategie.
Er zijn situaties en plekken waar personen met elkaar moeten uitmaken wat ze zullen spreken. Juist in een informele sfeer vindt onderhandeling plaats en is het eerst aftasten. In Bandito, de espressobar die verrukkelijke koffie en versnaperingen serveert, hoorde ik achter de balie merendeels dialect en Nederlands en toch bestelde ik in het begin in het Engels omdat iedereen dat deed.
Mijn Duitstalige studenten vertellen me met trots dat ze hun eigen UM-taal ontwikkeld hebben: Duits met heel veel Engels erin dat niemand anders begrijpt. Bovendien zijn ze gek op taalspel: ze organiseren huisavonden waarin niemand zijn of haar moedertaal mag spreken en ook zo min mogelijk Engels. Dus de Duitstalige spreekt Fins en Spaans tegen de Finse student en die probeert op haar beurt weer wat anders terug te spreken.
Dit taalspel laat al zien dat het Engels in het informele domein nooit het Nederlands zal verdringen. In de wetenschap is Engels slechts een functionele taal – een lingua franca – om met allerlei anderstaligen te kunnen communiceren. Maar het is geen taal die we voortdurend met de Engelse of Amerikaanse cultuur(en) associëren. Zolang we met elkaar nog geen grapjes in die taal maken, is er van verdringing nog lang geen sprake.
Laat een reactie achter