De achttiende eeuw! De Nederlandse letteren in de achttiende eeuw! Wie eenmaal het indrukwekkende boek Worm en donder van Inger Leemans en Gert-Jan Johannes heeft gelezen, het nieuwste deel in de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, hoeft een tijdje lang geen ander tijdperk meer. In die honderd jaar tussen 1700 en 1800 gebeurde zo overstelpend veel: alles wat je zou willen. Er werden bijtende satires geschreven en persoonlijke ontboezemingen; de roman kwam op, terwijl er mensen elkaar in de haren vlogen over de rol van de gebroeders De Witt of de noodzaak om de psalmen op hele noten te zingen; er werden erotische toneelstukken geschreven met Willem V in de hoofdrol en schrijvers verzonnen fantasiereizen.
Worm en donder is een boek met vooral veel energie.
Poot, Wolff, Van Alphen en Kinker – het zijn niet alleen maar namen, maar mensen met ideeën, gevoel en ambitie, die leefden in een tijd die ze zelf nauwelijks begrepen en die sindsdien te weinig bestudeerd is.
Dagboeken
Leemans en Johannes rekenen de lezer voor dat er in de achttiende eeuw ongeveer honderd schrijvers waren die samen zo’n beetje het hele literaire leven uitmaakten. Natuurlijk waren er daarnaast ook nog allerlei schrijvers van een enkel pamflet of een enkele dichtbundel, maar het leven hing om die honderd. De auteurs van Worm en donder hebben er vervolgens niet voor gekozen om die auteurs een voor een te volgen. In plaats daarvan vertellen ze het verhaal van het literaire leven in de achttiende eeuw: hoe was het commercieel georganiseerd? Waarom kwam de kinderliteratuur ineens op? Hoe werd er over de slavernij geschreven? Wat betekende het dat het fenomeen broodschrijver zo belangrijk werd? De belangrijkste auteurs kom je zo een aantal keer tegen; daardoor worden ze in perspectief geplaatst.
Slavernij
Tegelijk is er juist ook aandacht voor de andere honderdduizenden noord-Nederlanders die op de een of andere manier deelnamen aan het literaire leven. Hoewel die poging geen heel nauwkeurig getal oplevert, wordt er in ieder geval geprobeerd uit te rekenen hoeveel lezers er waren. En ook het belang van de brieven, dagboeken en andere egodocumenten die mensen in deze tijd begonnen te schrijven, wordt besproken.
De titel Worm en donder vind ik wel wat minder gelukkig gekozen. Het verwijst naar een paar fragmenten van Reinhart van Elisabeth Maria Post (1755-1812). Dat is een interessant boek – een van de eerste Nederlandse romans, door een vrouw geschreven, waarin onder andere de slavernij besproken wordt. En de woorden worm en donder komen in die fragmenten voor, zoals ze vaker werden gebruikt. Ik denk dat Leeman en Johannes ze als titel wilden hebben omdat ze hebben willen laten zien dat er in die als gezapig bekend staande tijden toch altijd ergens iets knaagde en altijd ergens wat rommelde. Maar eigenlijk doen ze daarmee de inhoud van hun eigen boek tekort, dat eigenlijk laat zien dat er ook als er niks knaagde en niks rommelde, nog een heleboel interessante dingen gezegd hadden kunnen worden.
Weblogs
Een interessant stuk vond ik dat over de tijdschriften. Tijdschriften waren een betrekkelijk nieuwe vorm, en ze veranderden ook in de loop van de eeuw qua inhoud. Wat bleef was dat ze vaak slechts door één persoon, of door een groepje mensen werden volgeschreven, in wekelijkse (of zelfs nog frequentere afleveringen). De bedoeling was wel dat de lezers die afleveringen bewaarden en later inbonden; maar op deze manier werkte het economisch voor beide partijen beter. De schrijver kreeg tijdens het schrijven al zijn geld binnen, de lezers hoefden niet in één keer een groot bedrag op tafel te leggen. De schrijvers moesten natuurlijk wel heel veel en het liefst een beetje gevarieerd schrijven: ze probeerden te informeren, opiniëren en amuseren. Sommige van hen hielden ook permanent een vinger aan de pols bij de lezers. Die tijdschriften leken wel weblogs! Ineens begrijp ik waarom de Stichting Jacob Campo Weyerman de beste website van de neerlandstiek heeft.
Aan het eind van hun boek wijzen Leemans en Johannes erop dat het maken van een grote overkoepelende Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, ingedeeld naar eeuw een typisch achttiende-eeuws project is. Het was de tijd van de Verlichting en van de encyclopedieën. Dat mag zo zijn, maar zo’n boek als dit is toen toch niet geschreven. Daarvoor hebben we moeten wachten tot de eenentwintigste eeuw.
Laat een reactie achter