In deze buurt hoor ik het lokale dialect dat tot het Alemannisch gerekend wordt en zich, niet aan nationale grenzen storend, uitstrekt over Zwitserland en de Elzas. Mijn medebewoners typeren hun dialect als zangerig en langzaam. Naast het dialect hoor ik een heel scala aan andere talen maar ik kan ze, behalve het Russisch, niet goed thuisbrengen. Ze verschillen in ieder geval van het Arabisch, Berber, Sranan en Turks uit mijn Amsterdamse buurt.
Taaldiversiteit
Door Leonie Cornips
Terwijl ik deze column schrijf, verblijf ik in Freiburg in Zuid-Duitsland. Twee maanden lang ben ik verbonden aan een onderzoeksinstituut dat bij de Universiteit van Freiburg hoort. Dat betekent dat ik twee maanden geen vergaderingen hoef bij te wonen maar vakliteratuur kan lezen, mijn onderzoek in Limburg kan uitwerken en ik subsidieaanvragen kan schrijven zodat veelbelovende studenten hopelijk aan het werk kunnen.
Freiburg is een oud, romantisch stadje met een dom – de Münster – en met veel studenten. Ik woon op eigen verzoek niet in het centrum maar in een kleine etage aan de rand van de stad bij een groot park en tegenover het Zwarte Woud. Ik woon liever in een buurtje waar ik een praatje kan maken dan tussen hotels, lege kantoren en gesloten winkels ’s avonds.
In een nieuwe stad valt meteen een andere taaldiversiteit op dan thuis.
De plek om andere talen te horen is de wasserette. Ik beschik hier niet over een wasmachine dus elke zaterdagochtend begeef ik me met twee tassen naar het wasgebeuren om de hoek. Ik vind het daar leuk; het doet me zowel aan vakantie als aan mijn studententijd denken. Er vindt interactie plaats tussen allerlei mensen die elkaar niet kennen maar wel noodgedwongen de tijd met elkaar doorbrengen. Mijn versie van het Duits valt niet op tussen al het andere Duits in vele tongvallen. En dit verbindt ons; niemand kijkt ervan op en vraagt me waar ik vandaan kom.
Iedere stad heeft zo zijn eigen taallandschap. Freiburg doet in dit opzicht niet onder voor Maastricht of Amsterdam. Het centrale plein in Freiburg met de Münster is het domein van toeristen en wat zij spreken, net zoals het Vrijthof. In het dagelijkse ritme hoor ik het Maastrichts zelden op het Vrijthof. Ik hoor wel dialect in de winkels en op de markt. De zogenaamde ‘migrantentalen’ bevinden zich meer aan de randen van de stad.
Toch zijn mensen niet vastgeklonken aan een plek; ze bewegen zich door plekken om te winkelen, te recreëren, anderen te bezoeken en te werken. Ze pendelen en verhuizen naar elders en anderen komen naar hier. Tegenwoordig zijn de uitkomsten van al deze talige ontmoetingen tussen die personen in beweging onvoorspelbaar geworden. Het wonderlijke is dat traditioneel taalkundig onderzoek deze onvoorspelbaarheid vrijwel negeert. Ze proberen talen en hun sprekers nog vaak in hokjes te stoppen. Taalkundigen doen onderzoek naar dialect òf naar het Nederlands òf naar migrantentalen maar nauwelijks hoe zij zich alle tot elkaar verhouden en beïnvloeden. Maar sprekers en hun talen laten zich niet meer vastpinnen; het zijn net kikkers in de kruiwagen. Taalcultuur wil die over elkaar buitelende kikkers juist onderzoeken.Taal is immers soepel en in de wereld van vandaag is meertaligheid een alledaags verschijnsel. In een webenquête gehouden begin 2000 vult zeventig procent van de vijftienhonderd personen in Limburg in dat zij niet alleen het dialect van hun eigen plaats maar ook dat van een andere spreken.
Hoe en waarover we met elkaar spreken en welke taalvormen we met elkaar uit een rijk geschakeerd palet kiezen, geeft een sterk gevoel van verbondenheid. Die verbondenheid bepaalt dat we in Limburg, als in elke andere plek op de wereld, ook een lokaal accent, woordkeus of zinsbouw ontwikkelen. Net zoals de randstedelingen dat doen; alleen is hun lokale taalrepertoire een vast onderdeel van het normatieve Nederlands. Dat wil niet zeggen dat we in Limburg het Nederlands niet goed beheersen of niet weten wanneer we dat moeten spreken. Maar omdat we geen deel uitmaken van het westen, zullen we nooit precies spreken zoals zij dat doen. Participatie in een gemeenschap is daarvoor onmisbaar. Net als voor mij in Freiburg; langzaamaan begin ik in mijn versie van het Duits een beetje te zingen zoals ze allemaal doen in mijn buurtje.
Deze column verscheen in 2012 in De Limburger/Limburgs Dagblad
Laat een reactie achter