De mooie bijvangst van Het Groot Dictee 2013 is dat dit dictee leidde tot maar liefst vier taalkundige discussies. Het gaat om hardnekkige kwesties, vragen die nog niet bevredigend beantwoord zijn, hoezeer taalkundigen ook hun best doen: (1) “dan of als?”, (2) “spelling is wel/niet taal”, (3) “weg met de standaardspelling”, en (4) “hoe lossen we kippenhok – kippeëi en bessenwijn – bessestruik op?”
Ten eerste de discussie over dan en als: Kees van Kooten laat zien dat dan helpt om dubbelzinnigheden te voorkomen, terwijl Helen de Hoop laat zien dat daarmee niet alle dubbelzinnigheden de wereld uit zijn. Tja – taal blijft dubbelzinnig. Als schrijver moet je je daar bewust van zijn, en je kunt die dubbelzinnigheid zelfs uitbuiten, denk aan wiewauwen in Het Groot Dictee dat naast ‘krioelen’ ook ‘raaskallen’ betekent.
Ten tweede over spellingregels – waarom geen vrije spelling, vraagt Felix van de Laar zich af (NRC 16 december 2013). Het antwoord is dat het principe van een vaste spelling van woorden en woorddelen zorgt voor herkenbaarheid en leesbaarheid van de geschreven taal. Van de Laar weet dit misschien wel, maar hij is niet overtuigd. Het aardige van de tussen-n in samenstellingen (want daarover gaat de kwestie van spellingvrijheid heel vaak) is dat die de herkenning van woordgrenzen in samenstellingen vergemakkelijkt. Vergelijk benendeken, aandelengerelateerd en stierenbellen met benedeken, aandelegerelateerd en stierebellen. Opvallend weinig spelfouten overigens in de dicteewoorden pennenstrijd en paardenmiddel.
Ten derde, in vervolg op het stuk van Van de Laar behandelt Marc van Oostendorp de belangrijke vraag of je spelling als onderdeel van het taalsysteem moet beschouwen. Het antwoord is ‘ja’. In Het Groot Dictee kun je met koppelstreepjes, spaties en hoofdletters inzicht in de structuur van de taal toetsen. De geschreven taal lijkt in veel opzichten op de gesproken taal. Je kunt met de spelling net zo creatief omgaan als met woordkeuze, volgorde, enzovoort. Denk aan H6 Rustz8 of aan expres foute spellingen zoals het fautte feest en enorm stressssen. Waarschijnlijk geldt dat je pas vrijelijk met de geschreven en gesproken taal kunt stunten wanneer er een standaard is om je tegen af te zetten. Pas wanneer je de standaard beheerst, kun je daarvan afwijken. De discussie over spelling, taal en vrijheid wordt voortgezet door Van de Laar.
En tot slot Toch nog een keer over die vermaledijde spelling, een stuk van Wim Mattens over kippenhok – kippeëi en bessenwijn – bessestruik (de spelling van 1954). Dat laatste stuk is een aanval op de dissertatie van Arina Banga (het evenzeer relevante proefschrift van Esther Hanssen betrekt hij niet in zijn betoog) en op mijn begeleiding daarvan. Het kan allemaal zijn goedkeuring niet wegdragen, terwijl de uitkomsten van ons onderzoek glashelder zijn: de tussenklank wordt net als de meervoudsuitgang vaak mét een n uitgesproken. De spelling van de tussenklank en is dus niet in strijd met het grondbeginsel van de uitspraak. Daarnaast heeft de aan- of afwezigheid van de tussenklank invloed op meervoudigheidsoordelen (ook wanneer je de tussenklank zonder n uitspreekt) én is de tussenklank een ritmisch element. Logisch dus dat het moeilijk is om te kiezen tussen en (de gebruikelijke spelling van meervoudsuitgangen) en e (de gebruikelijke spelling van een lettergreep die je toevoegt om ritmische redenen, zoals in het aftelversje ikke pikke porretje). De huidige beregeling is niet zo slecht, want die zorgt voor gelijkvormigheid: omdat je buiten de samenstelling kippen en bessen schrijft, moet je dat binnen de samenstelling ook doen. Wanneer toevoegen van de n niet nodig is voor de gelijkvormigheid, dan laat je hem weg (gedachte schrijven we buiten de samenstelling, dus gedachtegang is het binnen de samenstelling), behalve in samenstellingen met een persoonsaanduidend bijvoeglijk naamwoord of voltooid deelwoord, zoals ziekenhuis en bejaardentehuis. Het gros van de gevallen van twijfel over e of en in samengestelde woorden is met deze drie regels opgelost. Nu nog een betere uitleg in het Groene Boekje, want verwijzen naar meervouden met een s om te bepalen of je een n moet schrijven is verwarrend (Neijt & Kroon 2010).
Geroezemoes hoort bij het taalwetenschappelijk bedrijf. Het Groot Dictee mag verwarrend zijn, vinden Van Kooten en ik. Voor wie een nadere toelichting wil, zie de website van Het Groot Dictee. Je kunt via die website ook meedenken over de volgende auteur. Weer eens een vrouw, of is daar ook toelichting bij nodig?
Laat een reactie achter